Op de veranda
Een trage carrousel van sterren
in het oosten van de zomerhemel.
De omfloerste maan siddert
in de hitte van naburige daken.
Zwaluwen vangen dansende muggen.
De kat wil haar avondmaal.
Op de zoele veranda strooi ik
bruine brokken in haar kom.
Ik wil de donkere vacht strelen,
en meer hoef ik nu niet te weten.
In mijn huis hoor ik het lachen,
praten en zwijgen van beminden.
Mijn dochters rollen deeg uit,
fruiten uien en tomaten.
Mijn vrouw borstelt hun haar
tot het knettert. Alles precies
zoals ik het achterliet en het wil.
Het diner suddert op het fornuis.
Op het tafelkleed wachten diepe borden,
basilicumblaadjes op de snijplank.
Ik wil de rijke saus ruiken.
Ik wil hier buiten blijven
terwijl de wereld kantelt
naar slaap. Wat ik liefheb
mist me, roept me binnen.
Uit: Zomer, zinderende gedichten
(Spleen, Amsterdam 2017)