Na de port
Hoe onwaarschijnlijk
dat ze hier zit
aan de koffie
met zachte krakelingen,
onbedoeld aangemeerd
in een onwennige haven,
zonder haar man.
Het kabbelende praten
van medebewoners
moet de plooien
op haar herinneringen
vlakstrijken
maar het blijven littekens,
wat het ook wordt.
De kille steen
die haar man opsloot
stremt haar hart,
haar adem, haar stem.
Voor die anderen hier, gestrand
aan een zee zonder uitzicht
gijzelt een afwerende glimlach
haar verdroogde lippen.
Verontwaardiging over
wat werd gestolen, ontnomen,
tekent haar wenkbrauwen
met gestolde verwondering,
verwonding.
Een tergend tekort.
Niets ontsnapt haar
en ze zal het meenemen
haar appartement in
nog diezelfde avond,
na de koffie
en de port.