Roos van Roosendaal
Ik dans weer met moeder,
ooit roos van Roosendaal.
Wielrem vast, loskoppelen,
voetsteunen opklappen,
driepuntsgordel los,
knieën fixeren,
kramp uit laten trillen,
rechtop in één beweging,
vallende domino.
Onze ingesleten tango,
quick-quick-slow naar
haastig achter bramenstruiken.
Tijd telt af.
Haar adem syncopeert,
brekende takken slagwerk,
boombladeren applaudisseren
ovationeel.
Niets heiligt.
Haar handicap overwon,
onteert, domineert
deze roos van Roosendaal.
Geoefend, geroutineerd,
deze dans met haar zoon
in een ondergedoken zon,
in onze zielen gekerfd.
Tijd telt af,
en die muziek
ondergraaft, doorgrondt,
wortelt ons,
samen alleen.
Zij vormde mij,
botten, vlees,
lach en leed.
Alles van waarde
wordt afgenomen,
herinneringen blijven.
Voorheen roos van Roosendaal,
geknakt en afwachtend
ongewild onwillig
in mijn onmachtige armen,
tijd telt af.
Heilig de taalloze woorden.
Heilig, heilig het huilen.
Heilig, heilig, heilig de tranen.
Zeg niet: amen.
(mijn moeder, 1919-1978, leed aan multiple sclerose)