Warm
Ik bemin jein de ochtend
als een sneeuwvlok,
smelt
in je warmte.
Je slaapt nog
bijna overal,
maar dat is niet erg,
ik red me wel.
Ik rek de tijd
tot morgen, zelfde tijd.
Waar zal ik zijn,
zonder jou.
De huurbaas
onderhandelt nooit,
valt iedereen aan
die slimmer blijkt
dan hij lijkt.
Ik hoor hem
beneden aan de voordeur
waar hij doorzeurt
en doorzeurt.
Morgen
komt later.