Treinstel
Sinds zijn ontslag lopen treinen op tijd
en komt hij nooit te laat. Hij blijft draaien
onder het hemelse niets en past de klok aan.
'Stoute, stoute spiegel', zingt zij sprakeloos
uit een bodemloze hel dicht naast hem.
Zij blijft alleen, het beeld ontkent niets,
liegt niet, genadeloos.
De altijd aanwezige
afwezigheid
van hun dochter
maakt de wereld niet relevant,
de bestemming voorspelbaar.
Een perron vol bezigheid
wacht op een volgend vertrek,
maar zij wachten eigenlijk niet.
Treinen komen en gaan zonder haar.
Koffers en roltrappen ratelen,
een stem galmt bestemmingen.
Zij delen de kille zitbank en volharden.
(Uit: Afscheid II', Spleen, Amsterdam 2017)