Niet te hoeven wandelen
Een beuk waarin
een kraaiennest ontbreekt,
de vruchteloze honger van een dorpsdichter,
dakloos in niemandsland.
De voortvluchtige dag
wordt mijn mes
en vogels doorzoeken ontloofde bomen.
Kijk, dezelfde valk
keert keer op keer terug
naar een andere hand.
Wind, zon en regen
vechten om voorrang en aandacht,
een onduidelijk beleid.
Ik kwispel niet,
zorgmijder gevangen in cynisme.
Goedzak, bloedzak
wacht voor het raam
op gebeurtenissen.
Zij loopt als iemand
die gewoon is alleen te lopen,
haar paraplu opgestoken
want het kan elk moment gaan regenen.
Of tegen de zon, de wind,
alles daar buitendeurs.
Zij passeert
mijn leegstaande pand.
Of ik de weg weet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten