Meer bomen
Kan het nog dover
nog blinder,
de ogen meer of minder
open voor zonlicht,
de stem afgeperkt
tot aan de grens.
Ik neem mijn boom
uit wandelen
en toon haar de wereld.
Het verkeer,
andere bomen
in colonnes,
de vuurzee.
Het gaat niet over.
Dorstige snijtak,
ongeënt loopt zij niet weg.
Zij bloedt en bloeit op,
compenseert met schaduw
en rijp fruit
en ik dwaal af
naar meer bomen.
Onbeperkt
door mijn waarneming
rillen haar twijgen
en bladeren
in mijn adem.
Ik bied stoelen aan.
Ik ga nu leven
waar alles verandert.
Kan het nog verder
nog dieper, denkt zij,
denk ik.
Mag ik dan weer mee.