De sering
Ik moet
het teken gemist hebben.
Misschien was ik plassen,
of werd gebeld aan de voordeur.
Toch is het niet gering.
Deze morgen
reed ik de groencontainer
naar de oever van de straat
en ik weet zeker
dat de seringbloemen
nog sloten.
Deze avond,
op een teken van binnenuit,
staan ze allemaal wolkenwit
open en bloot in bloei,
zolang het duurt.
Ze zullen niet tegelijkertijd
verdorren, verwelken, sterven,
dat weet ik.
Dat weet de struik niet,
die weet niets.
De bloemengeur bedwelmt,
vult de tuin waar ik wacht
op niets bijzonders.
De sering bloeit uit alle macht.
In mijn verbeelding
is elke sering uniek,
niet voor herhaling vatbaar.
Begin en einde zijn illusies
die ik mezelf voorspiegel,
en niemand kan beloven.
De merel van deze jaargang
improviseert solo’s
bovenin de sering.
De geur van gouden afrikaantjes
en purperen lavendel
verjaagt muggen.
Tot een regendruppel
van de bladeren
in de vijver druipt
is hij vervuld
van de waan en dronkenschap
van leven en dood.
Een bries steekt op
en wiegende twijgen
van de sering
wissen de hemel.