Een dichter, niet nuchter
1
Je hand vindt de mijne,
ik vouw vingers om de jouwe,
voel de vleugels
en verstoor
die vlinder niet.
Je wimpers strelen
wat je ogen zien.
Dit is alles,
en alles is voldoende.
Geen uitleg verstoort
de waterspiegel.
De rede ontvleesd, het hart gevild,
het denken ontbloot,
een thuiswedstrijd
met alleen winnaars.
Dit kan niet dichter.
2
Hoe kon ik nuchter blijven
terwijl zij me glas na glas
de wijn van haar lach schonk,
ik dronk, en bleef drinken?
Hoe kon ik afstand houden
toen ik haar telkens opnieuw
in mijn hart vond, ongekend?
Ik herinner me haar ogen,
het landschap wat ik daar zag.
Waar ik nu ben herken ik niet.
Dezelfde zon komt dagelijks op,
maar mijn ontwaken
blijft vreemd en telt niet.
Hoe kon ik zo blind blijven
in dit licht? Niets beweegt
zonder pijn.
Zowel aarde als zon bewegen
en ik, dichter, sta stil,
te nuchter.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten