Glinstering
Zijn herten, het grind
op de oprijlaan, mijn kinderen,
daar draait het om.
De bomenrij langs het graspark
en glinsterend glanswerk
in zijn fontein, oké.
Hier in zijn woning
alles elektronisch, zelfs de stoelen.
Voelhoorns en camera's tasten langs
de muren van de kamer die altijd
net behangen is,
modern fris als de gevangenis
die het is.
Opgenomen conversatie
wordt afgespeeld, meer niet.
Nog slechts de alledaagse beginselen
aanwezig, deze schijnzomer.
Net als haar jurken, de buurtsuper,
mijn goede bedoelingen.
De kinderen stal zij mee, naar hem.
Op vakantie van mij, zegt ze, en
daar toost ik op.
De tv naast de rozenvaas fluistert
vingervlugge reclames,
illusies, handenspel.
Ik blijf inschenken,
schud ijsblokjes rond
en drink tegengif tot de bodem.
Oké,
hij is de baas, is het niet zo?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten