woensdag 30 september 2020

Boswandeling

 Boswandeling

Niet langer
word ik herkend:
heb ik nog wel
een binnenkant?

Dagelijks tel ik tanden
en ledematen.
Dovende fakkel.
Ik ben nooit te laat
want ik leef nog.

Dat is wat rest:
houdt mijn harnas
anderen buiten
of mij binnen?

Op een stam
ervaart een eekhoorn
het zonlicht:
ongerichte zingeving
en sluikreclame
zonder antwoorden.
Het bos en de stad
groeien door
zonder mij.

zaterdag 26 september 2020

het doel van de duif

het doel van de duif
(Onder de duiven V)

elke vleugelslag telt
je bent nog niet dood
hoger dan deze heuvels
steden rivieren
snel je, hartenklop
herhaal jezelf
(ken je woorden
val naar de horizon
vergeet elke boodschap

je draagt in je
(weeg je woorden
het verlangen naar
een terugslagloos afscheid,
een vertrek zonder weerga
een heen zonder terug

achter je
wijkt het verlaten thuis,
tussen talloze andere
aangelengd
(tel je woorden
het vertroebelt verdunt
lost het verleden op

een oceaan van daken
waar te landen?
ook waar je nu woont
gekooid, geringd
wijkt de schaduw van heimwee
niet van je schouders

het doel
een vertrek dat niet terugkeert
de honger blijft hangen,
overal kom je jezelf tegen,
vooral in anderen
alle wegen leiden naar jezelf
(laat je woorden
achter,

los

vrijdag 25 september 2020

De planning

De planning
(Onder de duiven IV)

Er blijft altijd iets te doen, dat is waar.
Doe dat nu even niet.
Werp die jas af, trek die schoenen uit,
neem de tijd en ruimte
en je woorden zullen
            terugkeren
alsof zij nooit verdwenen waren.

Die stoel werd getest en goedgekeurd,
je kunt erop zitten, niemand zal je
            lastigvallen.
Verwacht geen bezoek,
plan geen fietstocht, rondvaart,
alles gaat door ook zonder jouw aandacht.
Let op.

Het V-teken, de duim, het kruisteken,
de opgestoken middelvinger -
in hoc signo vinces, in dat verzet.
Een planning is ontspoorde ijdelheid
en laat je missen
wat je nooit bezat.

Snel,
noteer wat de postduif
in haar koker meebracht.
Nog een, twee, bijna drie
pootafdrukken voordat zij opstijgt
in het niets en ons leeg
            achterlaat
met enkel doorgehaalde,
gewiste zinnen.

Zij verzwijgt waar zij was, wat zij zag,
ook de tranen.
Vergeet haar zwiepende vleugels,
de gesel die niet opvoedt maar africht,
negeer de horizon waarachter zij
            verdwijnt,

waarachter wij verdwijnen
uit het hier en nu
en nooit terugkeren.

donderdag 24 september 2020

Vader wordt duif

Vader wordt duif
(Onder de duiven III)

Vader klaagde over ademnood
en woekerende moeheid.
Hij bleef maar verkouden en grieperig,
schraapte vergeefs zaagstof en vocht op
uit verkleefde longen
Hij kon niet meer in één keer de trap op,
moest halverwege rusten.
Hij weigerde de huisarts te raadplegen.
'Aanstelleritis,' had hij steeds geroepen,
'gewoon een verkoudheid.'

Rond een middernacht schoot hij wakker,
en sloeg hij als een opvliegende duif
wi-wi-wild om zich heen, om op te stijgen,
te vluchten, ontsnappen uit zijn bed,
zijn plakkende beklemming,
weerhouden door klamme lakens.
Ineens viel hij neer,
staakte hij zijn verzet,
tam, vleugellam, overladen
en schielijk overleden.

Hij gaf de geest.

woensdag 23 september 2020

Vader bevrijdt de duiven

Vader bevrijdt de duiven

(Onder de duiven II)

Vader verloor zijn ziel na de verhuizing van dorp naar stad, zonder duiven om te melken, zonder land om te bebouwen, met een terras ‘waar je overheen kunt pissen’ en een fietsschuur ‘waar ik m’n kont niet kan keren’. De verkoop van de houtvoorraad, machines en vooral van het perceel financierde het pensioen.

Het was een zwaarbewolkte dag, maar het zou droog blijven op de bevrijdingsfeesten in het stadscentrum. Wij stonden op het schuurdak en inspecteerden de verse afdekking. Ik rook teer, konijnen en zware shag. Vader droeg een kaki stofjas met geruite pet en zo was hij weer de vader uit mijn jeugd, niet de onbekende nette heer die hij van moeder worden moest, zonder wijsvinger en pink links,
met de geknakte rug
van een ontwortelde gebochelde.

Hij schouwde de wolken nog elke zondag naar passerende postduiven. We keken zwijgend toe hoe vuurpijlen opstegen,
pal onder de wolken ontploften
en als tongende vlammen neerdaalden.
'Houdeng: wachten. Noyon: 7 uur gelost',
imiteerde ik in die geest.
Hij trok zijn mond scheef, rochelde
en spuwde in de brandgang.

'Dat is voorbij, jongen.
Ze zouden de weg niet meer weten.
Ik heb ze verkocht,
ze zijn alleen nog goed voor de fok.
Ze willen terug naar mijn hok
en dat is er niet meer.'
'Nee.'
'Ik mocht ze tijdens de bezetting
ook al niet houden, de Mof meende
dat ik er berichten mee zou verzenden,
voor het verzet.'

Ik bekeek struiken, heggen,
buxus, heesters, olijfbomen,
bramen, rozen en lelies
rond gazons en fietsschuren.
Nergens konijnen, kippen of duiven
opgesloten in kooien.
Moeder stond op het balkon.
'Moeder staat op het balkon, vader.'

dinsdag 22 september 2020

De duiven verlaten vader

De duiven verlaten vader

(Onder de duiven I)

Vader timmerde een duiventil op de houtzagerij en kalkte die onbesmet wit. De toegangsladder werd na elk gebruik weggezet om ratten en katten te weren. Een dozijn doffers, broedende duivinnen en piepers. In zonlicht stonk de duivenstront tot in moeders keuken.

'Kom! Kom-kom!' lokte vader,
als Sint Frans de vogels paaiend:
'Kom-kom! Kom dan, kom-kom!'
Hele zondagen stond hij daar hoopvol te wachten als Noach, te fluiten op zijn vingers, te rammelen met een mandje maïs, lijn- en kool­zaad, de wolken te bestuderen als een augur met de constateur van postduifvereniging Pro Patria gereed.
'Kom! Kom-kom!
Maar kom dan dedju!'
Niet alle duiven keerden terug.

Ik noteerde van de draadomroep hoe laat de ingekorfde postduiven gelost waren. 'Quiévrain wachten, Houdeng wachten. Dourdan, Étampes en Noyon gelost zeven uur precies' Vader liet zijn geringde blauwbanden en geschelpten lokaal, midfond of vitesse vliegen, en gokte op zijn poulebrief. Hij had ooit twee bokalen en wat geld gewonnen.

Bij het wi-wi-wiekend opvliegen klonken zweepslagen, tromroffels, en urenlang klonk hun koeren: 'Roekoe-oe, roekoe-oe.'
Ik zag vanaf de houtwerf hoe het klad rondvloog, uit elkaar spatte en elkaar weer opzocht, eindeloos, tot de tuimelaars vielen op de klep of op vaders schouders en armen. Hun klauwen omklemden de stofjas.
'Kom! Kom dan! Vandaag nog!'
De thuiskomers volhardden in hun verzet.
'Hoe ben jij terug naar huis gekomen?'
snauwde hij dan tegen zo’n verlate minnaar,
'te voet zeker?'

Na zware inzet en verlies
aten wij duivenborst, een lekkernij
Een eierlepel past niet in een duivenei.

vrijdag 18 september 2020

De zware jas

 De zware jas

De tijd ontglipte mij en niets bleef vast staan
Achter een open deur vond ik geen doorbraak
Ik mat mij te vaak een te zware jas aan

Ik vulde mijn dagen met angst en argwaan
Verward in leugens van gevolg en oorzaak
De tijd ontglipte mij en niets bleef vast staan

Dwars en eigenzinnig bleef ik op pad gaan
En maakte ik van mijn ego een hoofdtaak
Ik mat mij te vaak een te zware jas aan

Wrikkend aan dat web kon elk gif me lamslaan
Kwam ik niet toe aan een grondige schoonmaak
De tijd ontglipte mij en niets bleef vast staan

Aan bevrijding moest reiniging voorafgaan
Zag ik in uit schaamte en niet uit grootspraak
Ik mat mij te vaak een te zware jas aan

Ik liet alles los en verliet die achtbaan
Verloor dat valse ego in een plofkraak
De tijd ontglipte mij en niets bleef vast staan
Ik mat mij te vaak een te zware jas aan

dinsdag 8 september 2020

Slaapstand

 Slaapstand

Dit is het voorwoord,
nog voor de eerste adem,
en niet nodig.
Kus de aarde,
hongerworm.

"Hou me tegen zonlicht
als een glas water", zegt zij.
"In slaapstand,
in het water
waarin je jezelf
onderhoudt."

Dat wil hij niet,
hij wil dat zij
in hem loopt
als in een donker woud,

waar het licht
zou moeten zijn
en elke boom
op de enig juiste plaats
staat en wacht.
Hij wil alles van haar weten.
Elk woord hierna
overbodig,
zonder waarde,
voor de vorm.