dinsdag 16 mei 2017

Andromeda

Andromeda


Een: het strand (thema: Andromeda’s song)

Wind speelt door de rotsspleten,
te horen bij de grotingang
aan de kust, het water speelt tussen haar tenen,
ze merkt het niet, de duinen luisteren verveeld
naar de branding, de meeuwen jo-jo-en op de wind,
het regent en hagelt, het stormt op het strand -


Twee: overwerk (voor saxofoon)

Helemaal, in triplo,
voor hij naar het ministerie ging
om alsnog de pc op zijn afdeling uit te schakelen,
typte hij de verslagen over
van de nationale noodsituatie
en de afscheidsspeech,
ondersteund door amfetamine -
Uitgenodigd voor een lunch op
de heidevelden van de minister himself kwam hij te laat.
(Men zegt dat Andromeda
hem nog zelden ziet, tegenwoordig.)


Drie: in haar bureaula (voor piano)

1 een zilveren armband, bestaande uit
    7 platte schakels, vierkant, elk met de
    afbeelding van een wapen er uitgeknipt:
    een helm, een schaap en een sterrenkijker;
2 een ring, bestaande uit een robijn in witzilver;
3 een halsketting, waaraan als hanger een klokje
    met witte wijzerplaat en Romeinse cijfers;
4 een gouden polshorloge, stilstaand op 11:47;
5 een gouden trouwring, met aan de binnenzijde ge-
    graveerd: AM AL 14 VI 32 en
6 een kleine gouden ballpoint, leeg.


Vier: in de salon (voor taperecorder)

= Andromeda lacht, we zien haar gezicht
in de grote staande spiegel =
"Andromeda, waar kom je vandaan?"
= ze lacht =
"Andromeda, wie zijn je ouders?"
= ze lacht =
"Is het waar dat je twee weken geleden geprobeerd
hebt zelfmoord te plegen?"
= ze lacht =
"Andromeda, wie..."
"André."
"Goed, André, wie zijn je vrienden?"
= ze lacht =
"André, waarom lach je?"
= plotseling staat ze op en rent ze naar buiten,
de dubbele glazen deuren wijd open gooiend, en ver-
dwijnt ze in de grote tuin van het buitenhuis van
haar vriendin Marjolein =


Vijf: pauze 1 (een herinnering)

Een grote, hoge huifkar, bespannen met vier
schimmels, vergezeld door een groep in kleurige
kledij gestoken mensen van onherkende herkomst,
stopt knarsend op het witte grind voor de herberg,
op de oprit, daardoor de toegang versperrend.
Een grijzige man kijkt door een spleet in de
witte bekleding naar buiten.
Andromeda, al kende toen nog niemand haar naam,
en wist nog niemand van haar overhaaste vlucht
uit de beschutting van Marjoleins eenzame huis,
stond onverwacht naast de paarden, haar bijzonder
lange, zwarte haar wapperend in de gure wind. Na
haar mislukte zelfmoordpoging en haar vlucht was ze
tenslotte hier terechtgekomen, waar ik haar voor het
eerst zag. Later, toen de huifkar al weer uren naar
het westen vertrokken was, besefte men dat niemand
nu precies wist of ze nu wel of niet uit die kar
gekomen was - zoals alles rond haar verblijf in de
herberg in nevelen van onduidelijkheid gehuld zou
blijven. Andromeda, of André, dronk toen reeds
Martini met ‘n kopje thee en ‘n koekje naast de
zwarte potkachel. Ze lachte.
(meer volgt - )


Zes: in haar tas (voor piano)

1 een porseleinen beeldje van een hondje, bedelend;
2 twee wollen handdoeken, wit;
3 een verbruinde foto van een man in uniform;
4 een serie dia’s van een busreis door het Berner
    Oberland, met een notitieboekje waarin beschrijvingen
    en een grote hoeveelheid namen en data;
5 in een plastic doosje, doorzichtig, beschreven met
    zwarte viltstift: 'zomer ‘59':
     - een papieren rijksdaalder;
     - een adressenboekje, leder;
     - een Zwitserse franc;
6 een dolk, 16 cm lang, met gevest van touw en leder;
7 een tweede adressenboekje, plastic, leeg;
8 een gouden ring met inscriptie aan buitenzijde: 'Albert, ‘32';
9 een gedroogde roos tussen de bladen van een in leder
    gebonden dagboek, waarin alleen haar naam in blauwe
    inkt op roze papier en een datum: '14 juni 1932';
10 een stukke draagbare transistorradio;
11 een notitieboekje met kartonnen kaft, waarin chemische,
    wiskundige en een vreemd assortiment oude magische en
    alchemistische formules en bezweringen, daarnaast een
    tamelijk uitgebreide lijst symbolen met verklaringen
    erachter in Andromeda’s handschrift, alles in een
    kleine lederen tas, omwonden met fel rood gekleurd
    zijden koord, waarachter twee maretakken gestoken
    zijn,gedoopt in bijenwas;
12 een krantenknipsel over een auto-ongeluk, ongedateerd;
13 een ongerookte, half leeggeschudde sigaret in een klein
    zwart portemonneetje met knipsluiting;
14 een half leeg pas maandverband;
15 een stalen zakkammetje;
16 een potje Oost-Indische inkt, zwart, vol;
17 diverse cosmetica-artikelen in een plastic tas met
    ritssluiting;
18 een busabonnement, ongebruikt;
19 drie losse haarspelden;
20 een armband met gebroken sluiting, zilver;
21 een programma voor een concertavond in de schouwburg
    te Middelburg;
22 een doosje pleisters, ongeopend;
23 een paperclip, verbogen;
24 drie ongebruikte zakdoeken, omwikkeld met wit elastiekband;
25 een papiertje met 'Marjolein, 3 april' erop geschreven;
26 een ongebruikt bioscoopkaartje voor een cinema in Antwerpen;
27 een gesloten pakje condooms;
28 een plattegrond van Amsterdam, verouderd;
29 een ongebruikt notitieboekje, vermoedelijk gratis verstrekt
    door een vertegenwoordiger;
30 een dop van een bierfles;
31 drie knopen, blauw;
32 een doosje met zestien plastic boterhamzakjes met sluit-
    ringen en
33 een patroon.


Zeven: pauze 2 (een herinnering)

Andromeda begrijpt de taal niet, merk ik.
Ze lacht als anderen lachen en warmt zich voort-
durend aan de potkachel. Buiten trekken boogschutters
voorbij met de plaatselijke harmonie 'Eendracht'
voorop. De muziek is luid: de trommels fel,
de trompetten indringend, de grote trom voelbaar
met de maag. Ze kijkt naar buiten, ernstig, maar
zodra ze merkt dat anderen naar haar kijken, lacht ze.
Later zegt ze, tegen de barman die haar met enige moeite
kan verstaan, dat die boogschutters het wel erg koud
gehad zullen hebben, in die hoog opgewaaide sneeuw.
Tegen die tijd was iedereen de boogschutters al weer
vergeten. Ze trekt zich terug achter haar thee en martini.


Acht: achtergronden (voor akoestische gitaar)

Wel, gisteren lag er een grote envelop uit
de Verenigde Staten in mijn brievenbus, waarin
een man van de Federale Recherge (hoe schrijf je dat?)
me mededeelde, dat een vrouw, beantwoordend aan
de beschrijvingen die ik twee jaar geleden had
opgegeven gevonden was in een sloot langs een
eenzame landweg in Ohio. Door de verminkingen, en
door het feit dat het lijk reeds tamelijk ver ontbonden
was, had men geen zekerheid natuurlijk. Hij vroeg of
ik haar herkende van de foto. Ik herkende haar
niet. Het gezicht was een vage parodie van Andrés
gezicht, meer niet. Ik ben er kapot van.


Negen: over Andromeda: enige reacties (a capella)

Johan:
"Ik weet niet wie ze is, eigenlijk, maar ik, ik
mag ‘r wel, als is ze erg stil, niet?" (Pauze) "Ze -
ze heeft verschrikkelijk diepe ogen, zwart, en putdiep,
ik heb nog nooit zulke ogen gezien. M’n hond, Fesie,
m’n hond dus, had ook zulke ogen, hij is nou dood,
overreden, niet dat ze nou hondenogen had, be-
grijp me goed, maar ik bedoel, die diepte, hé?"
(Pauze) "Voel je wel?"

Marjolein:
"Ze lacht altijd, ze maakt me zenuwachtig. Nee,
dat is het niet, verlegen misschien, ja. Ik
denk dat ze nooit veel te lachen heeft gehad,
vroeger, maar dat zou ik niet durven zweren.
Ik weet niet eens waar ze vandaan kwam, toen ze
hier aanbelde. Ik denk -  "
(Pauze)
"De mannen kijken naar haar, hè?"

Bennie:
"Andromeda, is dat haar voornaam? O. Die past
haar, ja, vind ik. helemaal. Voel je, ik
bedoel dus - "


Tien: de haven (thema: Andromeda’s song)

de tractor trekt door het glooiende veld
het is vijf uur,
de zee is onrustig vandaag
de boot wacht
Andromeda lacht, lacht -
en de man op de rode tractor wuift naar haar
en denkt aan de vrouw
die hij zag in een herberg,
ze zeiden toen
dat niemand haar goed kende,
maar dat ze Andromeda heette


Elf: een mogelijke reden (voor saxofoon)

ik volgde haar spoor,
vragend,
een foto tonend
mijn bloed stollend en smeltend in mijn keel,
denkend aan haar, zoals ze bij de gaskraan lag -
twee jaar lang,
zonder resultaat
(haar man hertrouwde ondertussen met
zijn secretaresse)
ik vond Marjolein
en de herberg
de boot
en dan niets meer


Twaalf: Andromeda’s song (gitaar, piano)

Op ‘n zaterdag was ze ineens weg.
Ze had haar koffers
niet eens uitgepakt,
vrijdagochtend toen ze in de herberg aangekomen was,
en het bed
was onbeslapen.

In het dorp
huurde een vrouw met heel lang zwart haar
een auto, welke later in de haven werd teruggevonden,
om negen uur in de ochtend.

Misschien was dat wel Andromeda.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten