Ontspiegeling
Eerst het geluid
van haar hakken,
haar lach volgde,
de welkome volheid,
overvloedig gulle gift van haar lijf.
Alles in haar
bestaat langer dan ik ben,
is generaties ouder dan ik.
Wat ze zag mengt zich
met wat ze ziet,
ik zie het in haar blik.
Ze kwam in drievoud
op me af, op hoge benen,
een waaier van haren,
weerspiegeld in zwart marmer
van een uitzendbureau
aan de overkant; in de ruiten
van passerende tramlijn 24;
in vlees en bloed.
Zij keek, zag,
oordeelde, negeerde.
Zij was het niet,
zij was de spiegeling
van een herinnering,
een afwezigheid in me.
Even viel alles samen,
kort als het leven zelf.
Zij slaat een hoek om.
Snel vul ik de leegte,
het dreigende vacuüm,
met nog meer niets
en trek ik verder.
Ik wenk de ober
en bestel nog eens en nog eens.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten