Armslag
Hier sta ik,
heiden op de heide
met een mond vol bloemen,
kiezels, aarde.
Wat ik zie
keer zich naar mij,
armlastig van geest
en niet te bereiken.
Strofen als
aangereden valwild
op een landweg.
Rampzalig
kijk ik weg,
mijn levenswil
gaat over lijken,
neemt een aanloop,
negeert aandachtig berm
en grijpend gras,
wil en gaat opstijgen.
Ja, even nog, ja!
Los.
Ik heb het nakijken.