Niemand aan de deur
De dag
morrelt aan het slot,
meer uit gewoonte
dan noodzaak.
Ze eisen
dat ik de ogen sluit
voor mezelf.
Geen kleding past.
Ze blijven lachen
en ontkennen alles.
Ik dwaal in de berm,
verzamel vondsten
en noem dat leven.
Ik kruisig
overreden zwanen,
egels, vossen,
tegen schuren
en schuttingen
tot iedereen
het bloed ziet.
Ik oogst muren,
onbeschreven.
Ik slaap buiten
en droom van binnen.
Hoe is het nu,
ben je al gewend
aan jezelf?
Weet je al
waar je bent?
Er wacht niemand
aan de deur.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten