In de rookruimte
De zon daalt,
schaduwen verdiepen,
hier komt mijn tijd.
Aan de kapstok
jeans, sneakers
en schapenvacht.
Ik ren gebukt en opgefokt
achter schuttingen, struiken,
heuvels, gevallen bomen,
tot het donker wordt.
De buitenwijk uitgestorven,
er is niemand meer
of er is nog niemand
in deze nacht,
alleen de maan,
vertrouwd en oud.
Kippen, geiten opgehokt,
de mensen schuilen
achter licht en muziek,
het journaal, een soap,
wat televisiesport.
Neus in de wind,
speeksel langs de kin,
honger in de maag.
Ik bereid me voor op
de volmaakte misdaad,
de vacht nauwsluitend,
vol nicotine en brandlucht.
De prooi is weggelokt.
Ik onderdruk wolvenzang,
hoor voetstappen,
ruik een sigaret.
Nu. Snel. Kort.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten