Hoe ik opwaarts viel
Er was licht
aan de binnenkant van het ei
en het was niet overdag.
Onbekenden verdrongen elkaar
rondom tappunt en tapas.
Vanuit het niets:
ogen die mij zagen,
en niet weken.
En die terugkeerden,
op de monitor naast haar huisbel
bij een benarde parkeerplaats.
Vier hoog, geen lift, het goot.
Ik had rosé bij me,
de weekaanbieding.
Een ogenblik die me los weekte
uit mijn restanten,
al die verweesde woorden
op drift en niet opgelost,
een verbroken netvlies
en die honger als na lachgas.
Dat café,
die avond in rook, dat zweet,
druipend op spiegels en ruiten,
die mensen in muziek,
die eerste weken,
mocht ik daar terugkeren:
ik zou mezelf niet herkennen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten