De sollicitatie
(fragment uit 'Het Zesde Huis', voorpublicatie)
Eind
oktober, een paar dagen voor mijn verjaardag. Een e-mail van
Immediator, een detacheringsbureau uit Veldhoven. Ik moest van de
curator terugkomen naar Bladel om wat lopende projecten af te werken.
Ik ken niet de naam van het bureau, wel van de afzender: Henny
Draagvlak, een grote, stevige, luid sprekende man, altijd in strak
blauw pak en kleurige zijden stropdas. Zijn portret staat in de
handtekening van de uitnodiging voor een gesprek in zijn kantoor bij
Eindhoven Airport. Ik had de e-mail in de pauze gelezen en bel meteen
Henny’s mobiele nummer. Hij is niet op kantoor, ik hoor auto's
passeren, maar we weten af te spreken rond half zes die dag. Er was
een vacature bij ASML, ze zoeken met spoed een ervaren assistent voor
de afdeling Shipping, met inkoopervaring en kennis van wereldwijde
verschepingen.
Aan
het einde van de werkdag weet ik op tijd te ontsnappen. Stormachtig
weer, de verkleurde bomen verliezen hun bladeren. Ik heb op de
Tomtom-website gezien dat de snelwegen rond Eindhoven, vooral in het
zuiden, rood volstaan en besluit binnendoor te rijden. Ik rij het
industrieterrein De Sleutel af, meteen rechtsaf de Rondweg N284 op
richting Hapert, en bij het volgende stoplicht rechts de Bredasebaan
op, langs Landalpark het Vennebos, Schouwberg, Dalem, rechtsaf De Pan
en dan over de Postelseweg naar Eersel. Er is wat verkeer, gelukkig
geen tractoren, en ik blijf in beweging. De zon verschuilt zich
achter een witte optrekkende nevel, eind november, in mijn spiegels.
Op de radio het Belgische Klara met iets van Arvo Pärt. Cantus
in Memoriam Benjamin Britten... Dalende A-mineur akkoorden, tubular
bells...
Ik
draai de verwarming van mijn Toyota Verso iets open.
In Eersel
rechtsaf de Voortseweg op, de bocht linksaf volgend naar de Kapelweg
langs het Streekmuseum De Acht Zaligheden, rechtsaf over de Dijk en
de Kerkstraat langs de St. Willibrordus kerk naar de
Schadewijkstraat, Eersel uit, rechtdoor over de rotonde de
Schaiksedijk op, in Walik linksaf de Hobbel op, de Broekhovensedijk
over tot de Volmolenweg, daar rechtsaf over de Molenstraat en de
camping naar Waalre, over de Markt verder, linksaf op de Bergstraat
naar de Onze Lieve Vrouwedijk richting Veldhoven. Over het viaduct
met de E34, waar inderdaad een file richting Eindhoven voortkruipt.
In Veldhoven het Máxima Medisch Centrum voorbij, rechtdoor over een
hordeloop van stoplichten, ook hier staat het verkeer richting
Eindhoven praktisch stil. Door Veldhoven heen, de Heemweg, rechtdoor
over de nieuwe rotonde met de Heerbaan, over de Traverse en dan
linksaf de Meerhovendreef op. Via een hevig slingerende weg naar het
Park Forum van Eindhoven Airport, richting parking volgend tot aan de
Luchthavenweg.
Het
moet een van de gebouwen rechts zijn, tweede afslag rechterkant zei
Henny, en ik draai de Beatrix De Rijweg in en de ventweg op. Hij
was maar een clown,
Ben Cramer op de autoradio. Ik rij langzaam, enkele auto's passeren
mij, einde werkdag. Ik parkeer een meter of 50 verder, sluit de
Tomtom af, haal een hand door mijn haren, steek de parkeerstrook over
en druk op de bel naast het embleem van het bureau.
Een
oranje-roodharige secretaresse achter een vijvergrote fineerdesk
drukt op een laptopmuis. De voorpui schuift open en ik penetreer de
sluis over een droogloopmat. De deur achter mij sluit en de volgende
opent slikkend. Het geluid van mijn voetstappen op het marmer
weerkaatst in de industriekathedraal. De secretaresse, begin twintig
schat ik, kijkt mij pas aan als ik mijn visitekaartje voor haar neer
leg. Perfecte groene amandelogen. De rimpelloze lijn van haar lange
hals, de diamantjes in haar oren, bordeauxrood gestifte lippen,
goudrode wimpers... Het is behoorlijk warm achter het blauwgetinte
glas.
“Hallo,
ik ben...” Mijn
god, ik weet mijn naam niet meer...
Zij wipt
met haar kunstnagels mijn kaartje van het fineer en leest.
“Ingenieur
Hans Lambregts.” Haar tong raakt even de binnenzijde van haar
bovenlip bij de L van mijn achternaam. Ik staar, merk ik, en forceer
mijn blik terug in het vijvergroen van haar ogen. Zij draait haar
hoofd en voegt oogmelkwit toe aan haar blik.
“Ja,
k klopt. Ik heb een afspraak met Henny, Henny...” Jeeezus,
mijn korte-termijngeheugen is verdoofd, mijn stembanden verdroogd...
“Draagvlak.”
“Draagvlak,
Henny Draagvlak.”
Gelukkig
voor mij wendt zij haar ogen af naar een scherm op haar desk. “Ik
heb u aangemeld! U krijgt een visitorspasje, momentje.” Het ligt al
gereed naast haar. Mooi én efficiënt. Ik haal diep adem om
achterstallige zuurstof in mijn longen te zuigen. Terwijl ik het
prijskaartje aan mijn colbert clip, ontspruit een onwaarschijnlijk
slanke jongeman uit de marmeren wand achter de receptiebalie. Hij
steekt mij een vrouwelijk lange hand toe, die ik niet kus maar
voorzichtig schudt, éénmaal.
“Meneer
Lambregts, neem ik aan. Gilbert Koopmans. Henny zei dat ik je kon
verwachten.” Een
sopraan... Concentratie, nu.
“Nou,
kijk eens aan.”
“Henny
stuurt me net een appje dat hij het niet gaat halen, ik doe even de
intake, oké?”
“Als
Henny dat zegt.”
“Ik heb
je mobiele nummer niet, anders had je het geweten. Maar even kort, ik
moet even je cv invoeren in onze database en je meteen doorsturen
naar onze klant.”
“ASML.”
“Klopt.
Dat had Henny dus al verteld.”
“Niet
veel méér.” Ik haal mijn cv uit de binnenzak van mijn colbert.
“Alles staat hierop, en op deze USB-stick, Gilbert. Ook mijn
mobiele nummer.”
“O,
o-oké. Ja. Hm.” De receptioniste passeert ons, haar haardos
heuplang, haar stylo's handhoog. Zij is een hoofd groter dan ik,
minstens. Haar zoete parfum omringt ons, suikermist. Ze kijkt
ostentatief over mij heen, neemt mij waar, verdringt mij naar de
uiterwaarden van haar blikveld. Gilberts ogen volgen haar ook.
Prooidetectie. Een concurrerende wolf. Wij ontbloten onze voortanden
tegen elkaar en sissen. Zijn blik wordt teruggetrokken naar mijn cv.
Zijn mobieltje jodelt.
“Akkoord?
Kun je zó overnemen, toch?”
“Ja. Je
hebt je werkervaring van oud naar nieuw geordend, zie ik. Hebben wij
liever andersom.” Zijn mobieltje jodelt.
“Moet
je het zó invoeren in jullie systeem, Gilbert. Gaat jou lukken. Bij
wie moet ik zijn bij ASML?” De receptioniste is achter een
kantoordeur verdwenen.
“Ik
moet ook een foto.” Zijn mobieltje jodelt.
“Mail
ik je vanavond. Je adres staat op de businesscard, neem ik aan, of
zal ik het naar Henny sturen?”
“Nee,
ja, neenee, hier is mijn kaartje. Ga maar gauw. En een tip: doe die
stropdas uit, ze hebben een heel informele sfeer daar. O, en, je moet
vragen naar de heer Dieupré van Development.” Zijn mobieltje
jodelt.
Heel mijn
focus centreert zich in een fractie van seconden op wat Gilbert
zojuist zei. Dieupré? Toch niet?
“Dieupré?
Theo Dieupré?” Gilbert kijkt op zijn mobiel, zoekt.
“Eh ja,
Ing. T.J.M. Dieupré.”
“Die
ken ik.”
“Dat
dacht Henny ook. Hij zit ook in ons systeem, jullie komen beiden uit
Breda-Zuid, hebben ook dezelfde HTS in Breda gevolgd, meen ik.”
Zijn mobieltje jodelt en stopt. Jo-.
“Klopt
helemaal. Maar hij is toch van Development, niet van Shipment?”
“Nee,
ja, klopt, hij heeft al die octrooien, dat is hem. Maar omdat hij jou
kent, snap je, hij ontvangt je en brengt je verder. Het is heel
moeilijk om in de inner circle daar te geraken, en Henny dacht
dat dit een opportunity was.”
“Nou,
kennen, we hebben elkaar rond ‘76 voor het laatst gezien, meen ik.
Hij was roadie bij onze band. Meer dan 30 jaar geleden. Toen had ik
nog haar.”
Gilbert
kijkt mij voor het eerst aan. Ik knik, draai om en loop weg.
“Ik
weet de weg, Gilbert, het gaat lukken. Bedankt, groeten aan Henny.”
“Gebouw
G, receptie!”
“Jo,
oké!”