woensdag 17 juni 2015

Lang geleden een huis

Lang geleden een huis


- (de rennende vrouw)
De remmen van de trein gilden
en ze kwam naar me toe rennen.
Het motregende, slierten nat haar
hingen over haar wangen.
In het donker flitste een oranje lamp
aan en uit.

- (de menigte)
Een agent in burger bladerde
in een blocnote en zweette.
De man vermoedde dat hij vragen beantwoordde.
Ik zocht naar de vrouw die ik
nergens meer zag
tussen de menigte.

- (het park)
Bij het huis was een park vijver,
tamelijk groot dat alles.
    (Als je achterin het park was kon men
    je vanuit het huis niet zien.)
Er stonden veel struiken en niet zo
heel veel bomen.
Ze vonden hem met het hoofd achterover
onder water.

- (de rennende vrouw 2)
De vrouw rende nu weg naar
het dorp toe, en ik kon haar
niet achterna gaan
omdat Marjolein me nodig had.
Later, ‘s middags, reed ik het dorp in,
maar niemand had haar gezien.

- (CS Amsterdam)
In Lyon waren de bedden slecht,
in Brussel tamelijk goed,
en na twee weken zag ik
pas het huis terug.
De rennende vrouw meende ik
een keer te zien in de hal
van het CS Amsterdam,
maar dat was maar vluchtig.
Ik zag haar nooit meer sindsdien.

- (commentaar)
Marjolein stierf slechts 2 jaar later (67)
en haar huis met park werd gesloopt
voor een garagebedrijf.
Het dorp verdween en er
verscheen een stad voor in de plaats.
Er kwam een hoogspoor met
tunnels en ik verhuisde naar
een andere stad.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten