Morgen beter
Zij springt me tegemoet,
maar komt niet nader
dan de ketting reikt.
De rivier stopt
net voor zee, elke dag.
"En u bent?"
vraagt ze terecht en bijziend.
"Soms", antwoord ik.
Soms antwoord ik
in etappes,
en benut ik pauzes
om haar handenspan
in het mijne te bedaren,
bewaren,
zolang het duurt,
tot ze weer verwaait,
een blad papier
nog voor ik
de woorden lezen kan.
De zee wacht.
Nu weet ik nog niet
wie ik ben,
en wanneer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten