dinsdag 31 maart 2015

Kiezel

Kiezel


Ik lag op mijn altaar,
bad om het zwaard.
Slaap vond mijn beeld.

Daar naderden woorden
de waarheid
als messen de huid
en spleet ik open
tot spreken.

In de illusie van de kiezel
geen deel van de aarde te zijn
rolde ik weg in de branding
richting maanlicht
op de oceaan.

Ik kwam nooit aan.

maandag 30 maart 2015

Benadering

Benadering


Zij bouwde
binnen de verbazingwekkende constructies
van haar angst
een domein van stilte
waarin ze, zwaar als een kind,
haar dromen beschermt
tegen zijn voortdurende woorden.

zondag 29 maart 2015

In het nalicht

In het nalicht


Een schokgolf,
een donderslag
vanachter de rododendrons
rondom de Wielewaal
schommelde Eindhoven,
Gender en Dommel,
overdonderde de regio
toen meneer Frits overleed,
honderd.

In rood-wit shirt werp
ik rozen op de koets met vierspan.
Het volk herkent ware leiders,
de hand van de schipper
op trouweloze golven,
en negeert louter afkomst
van een hol boegbeeld
in oranje sjerp.

Onder de golfslagen
in hun zerken rusten
meneer Frits en eega in Woensel.
Geen bedevaart, valse droefenis,
maar onverbloemd respect.
Meneer Frits glimlacht,
omdat het door bomen overdekt
op de Markt goed toeven is,
ruggelings naar het Noorden,
in het nalicht.

9 februari 2015

zaterdag 28 maart 2015

Niet overdrijven

Niet overdrijven


"Laat mij naar je kijken."
"Laat naar je kijken."
"Maar ik - "
"Laat me met rust, viezerik.
Je bent niet productief."
"Maar ik heb je lief."

Ik heb schoon genoeg
van de lucht,
want de lucht
is niet schoon genoeg.

"Er is geen vuiltje aan de lucht",
zeiden ze.
"Nee, te veel vuiltjes in de lucht",
zei ik ze.
"Je overdrijft,
het drijft wel over",
zeiden ze.

"Maar ik heb je lief",

zei ik.

voorjaar 1969

vrijdag 27 maart 2015

Te zijn

Te zijn


Langzaam, lome, luie alliteratie,
alles wat een oog op straat ziet:
niets dan haar met zonzonzonzon
daarin spelend,
zonder vervelend
te zijn.

Als ik kon gitaren zou ik de snaren
beroeren, als ik zin had,
als ik maar een begin had.
Een einde is reeds aanwezig
om steeds weer bezig
te zijn.

Herinneringen zingen zacht, er lacht
een stem geloof ik, hoor ik daar.
Nee, dan verstoor ik haar
niet sss...
De zonzonzon.
Niets zeggen, alleen maar
te zijn.

zomer 1969

Plaatsen zonder jou

Plaatsen zonder jou

Er zijn plaatsen zonder jou
waar je thuishoort:
als ik terugdenk
aan elk detail
mis ik jou daar.

Er is altijd
een glimlach,
een gevoel van warmte:
zingeving achteraf
als rust ervaren.

Er zijn te veel
plaatsen zonder jou
in me.

donderdag 26 maart 2015

Toen ik een boom was

Toen ik een boom was


Toen ik een boom was
en onbedoeld,
en alles vast stond,
stond vast
waar ik zou sterven.

Wat mij voedde
en mij ontbrak
brak mij.

Nu ontwijk ik
oevers
en ander drijfhout
zonder richting,
maar in volgorde.

Perrons

Perrons


Zwijgende vrouwen
wachten op de perrons;
geen kinderen.
Er wordt regen voorspeld.

Niets
wijst op berusting.

Af en toe
hergroeperen zij zich.

woensdag 25 maart 2015

Miep ook

Miep ook


Wat haar rest: een kriegel
gevoel in de spiegel,
diezelfde smoel in de spiegel
en onhandig gepriegel met lucifers
en een scheermesje,

na de jaarlijkse toespraak
van professor doctor ingenieur
Verspringer, tussen
daverende fietsrekken
en dranghekken op het schoolplein
van zorgcentrum Klavertje Drie.

De bedoeling van deze hersenspoeling
ontgaat haar en laat haar
trouwens koud.
"Petten petten petten
en retteketetten.

Ik heb niets te zeggen
en hou dus mijn mond dicht.
Ik zie geen duizendje,
er is nooit never niets dat op de grond ligt
voor mij."

'Met felicitaties van Miep'
in haar bloed op het glas.

voorjaar 1969

dinsdag 24 maart 2015

Ontelbaar

Ontelbaar


Dit is voor iedereen
die woorden zoekt
om pijn te verklaren,
en niet lijkt
op wat de spiegel toont.

Er is veel meer
dan je ooit is verteld.
Blijf ongeregeld,
niet normaal
en in beweging.
Negeer stoptekens.

Let niet
op die kreten uit de stad.
Sommigen willen je inlijven,
anderen je kopen.
Dat is een taal
die je niet nodig hebt
om jezelf te verstaan.

Er komt veel meer
dan je ooit kunt overzien.
Negeer littekens.

Blijf onberekenbaar
en ontelbaar.

24 maart 2015

maandag 23 maart 2015

De jager

De jager


De dagen lengen.
De merels ontwaken
elke dag vroeger,
herhalen ingeboren muziek
in volkomen passie,
honger en ontlading.
Wel elk jaar andere vogels.
Wat ik hoor is mijn
nieuwe vertaling.

De koelkast trekt.
De jager vordert
op kousenvoeten, zoekt
met rammelende maag
zijn gading.
Om hem heen
zwijgen plots de dieren,
omdat de wolf nadert
die hem achterna ging.

Imiteer me niet,
volg je eigen pad.
Woorden verlengen,
dromen vallen in herhaling.
Ik ontwaak waakzaam
en heb al ontbeten.
Zonder liefde lus ik niets,
nog geen zure haring.


zondag 22 maart 2015

Keerzijden

Keerzijden


Troost en verwarring,
dekens van leugens
verhullen het inzicht,
en dan dooft de toorts.

Liefde en wanhoop
als kruis en munt verwant,
dan klopt het hart
van verlangen of koorts.

Wat ik schrijf
en diep daaronder
wat ik bedoel
en daaronder enzovoorts.

Het houdt iets
onverwoords.

22 maart 2015

Huize Welterusten

Huize Welterusten

Er is te veel wijn
voor deze avond alleen.
Kan mijn stem alle woorden volgen
zonder in de stilte daartussen te storten,
als een dronkaard dralend
tussen vallen en opstaan
over de lijnen van de snelweg,
toch echt recht tussen zijn ogen,
deze avond alleen?

Wacht even,
mijn animama roept me binnen
van buiten waar ik speel.

 - mijn spelen is spelen -

En ik steek over uit de nacht
zonder op het verkeer te letten.

Deze beslissingen
kan ik mezelf veroorloven,
alipapa en zijn veertig lovers,
mijn alibi, animo,
animama.

(Ik drink haar melk nu,
dans op en neer en heen en weer
van voor naar achter van links naar rechts:
een navelstreng jojo,
terwijl deze avond alleen
over mij daalt als een hen op eieren,
hier heden in dit nauwe nest,
tussen het beste en de rest
van mijn verleden.)

 - mijn leren is leren -

Iedereen waarschuwt mij voor mezelf,
ik schuw mezelf, duw mezelf
mijn nachten door.

 - mijn dansen is dansen -

Er is nog steeds te veel wijn;
ik drink mateloos nu
hier in Huize Welterusten.

vrijdag 20 maart 2015

De donkere ochtend

De donkere ochtend

Hier komt de donkere ochtend;
we scharen ons rond de tafel
en ontbijten zwijgend,
bloed druipt langs de lippen,
muziek blijft op de achtergrond.

Van binnenuit knagen onze woorden
door een schil van stilte:
er is zonlicht nodig
om weer te kunnen spreken,
te kunnen zeggen: ‘Zwijg nu’.

Iedereen haast zich nergens heen,
en we vergeten voortdurend.

Background

Background


I think you're from an island.
There's a green light behind you,
Beaches, coral reefs,
Small lagoons, harbors.

Or perhaps
You're from a mountain village.
There's an open calmness in you,
A restaurant with a terrace,
The shadow of a steep cliff face,
Sunshine, farms.

You are not
from any city, I know,
because you looked straight at me.
And I travel
Where I have never gone before.
Within you, there is so much
Left to be discovered.

July 29, 1974.

donderdag 19 maart 2015

De jutter

De jutter


Golfslag streelt
het gerimpeld strand,
keer op keer,
en niet vruchteloos.

Verjaagde mist
onthult sluier voor sluier
een wijkende horizon,
eeuwige maagd,
wachtende bruid.

Zonder zonde herhaal ik
deze eenrichtingsvlucht,
onderweg naar de valkuil
waar niemand wacht.

Alleen het
hoogst bruikbare
voor de reis
neem ik mee,
want je weet nooit.

19 maart 2015

Achtergrond

Achtergrond


Volgens mij
kom je van een eiland.
Je hebt groen licht achter je,
stranden, koraalriffen,
kleine lagunes, havens.

Of misschien
kom je uit een bergdorp.
Er is open rust in je,
een restaurant met terras,
de schaduw van een steile rotswand,
zonlicht, boerderijen.

Je komt niet
uit een stad,
want je kijkt mij aan
en ik reis
waar ik niet eerder was.
Er is nog zoveel
in jou te ontdekken.

29 juli 1974

woensdag 18 maart 2015

Arnol Kox, dwangdichter

Arnol Kox, dwangdichter


Hij schreeuwt luid,
om contact te houden
met de engelen.

Bidder.
Hij voedt de heilige geest
die in duiven afdaalt
en broodkruimels aanvaardt.

Hij houdt niet op,
omdat hij alleen zichzelf hoort
zodra hij zwijgt.

Ridder.
Hij hult zich in wit
om het vuil te tonen,
elke bevlekking weer.
De straat valt hem aan

met schimpen
en schelden,
en daarop ingaan
helpt hem niet vooruit
dus blijft hij rouleren
en verlossers begroeten.

(Voor Arnol Kox, straatjezus te Eindhoven)

http://nl.wikipedia.org/wiki/Arnol_Kox

Vanaf een terras

Vanaf een terras


Een echtgenoot aan de ketting,
en de rolbezetting ook al slecht.
Een magere martelaar met beitel,
niet waard dat ik hem erbij tel,
of juist wel? Vleugels van vlijt,
haat en nijd, domdidom.

Kaaskoppenkerels met garantie
op vakantie, per stuk aan het spit
met spit en ik spit en graaf kuilen.
Vroomzieke vrijvrouwen met benen
of beenderen. Het verschil ijdelheid.
Allemaal dubbel trouble
hier in de bubble, domdidom.

Het vuile vet goort van de muren.
"Moet dat nou, dame?"
"Ja meneer."
"Maar het is niet verkoopbaar!"
Twaalf koeien in een kribbe n-n-nu
aan de finish, kraaien, cola.
Een heel kleine minus man, pashouder,
inclusief bril (die gewoon is stiekem
'LUL' in toiletten te plassen). Impotent,
maar een fiets is ook behelpen.
Allemaal bier met een rietje
na dit akkefietje, domdidom.

"Ik zou wel willen dat..."
"Goedkoper?"
Hinderlagen, grossiers en diepe
zuchten, maar dit is bijzonder.

Alles is speciaal en bijzonder,
afhankelijk van hoe ik kijk
en mezelf verrijk, domdidom.

voorjaar 1969

Waar ik ben geweest

Waar ik ben geweest


Kom langs,
neem ruim tijd mee.
Ga zitten.
Ik zal je vertellen
waar ik ben geweest,
al zal de taal je afschrikken.

Struiken en bloemen van je broer
en siertegels van je vader
in je wijd open tuin
vertellen hun verhaal.
Elk met veel overtuiging
en de angst vergeten te worden.
Je was trots op hun bewegingen,
die je hen zelf voordeed.

Geen enkele kleur in je behang
werd nieuw geschilderd.
Als je vensters blijven gesloten
en je deuren gebarricadeerd
staat alles open
voor wat in je ontwaakt.

Ik was in de stad
waar ze met zijn allen
hun huizen aan het begraven waren.
Ze vroegen wat ik kwam doen,
en of ik nog stenen nodig had.
Ik moest hen wel achterlaten
om niet te verdrinken in beloftes.
Ik ken mezelf.

Een blinde helderziende
voorspelde mijn verleden.
In elke lijn op mijn vuisten
las ze je naam,
maar die gaf ze niet.
Ze droeg vreemde woorden voor
in een bekende taal,
en wilde mijn handen bewaren
in een glazen fles voor haar raam,
en bijna had ik ze afgestaan
maar ik dacht op tijd aan jou.

Ik heb je fiets hersteld,
ik heb boeken voor je gestolen
en je tuin omgespit,
en nog geloof je me niet.
Moet ik alle wolken overschilderen
met een zonsondergang
eer je beseft dat de nacht wacht
om binnen te komen?

Op de muren de restanten
van waar ik ben geweest.
Ik heb er niets van geleerd,
maar dit is een gevangenis,
samen komen we er uit.

5 november 1974

dinsdag 17 maart 2015

Politici in het wild

Politici in het wild

Fragment uit “Uit het zesde huis”, ongepubliceerd, maart 2015.

Ik leerde mijn vader opnieuw kennen dankzij Maryvonne. Zij kon ongeremd vragen stellen waarop vader in geen jaren had kunnen of willen antwoorden. Zo waren Maryvonne en ik op een zondag bij hem op visite geweest, en had ik voorgesteld in een van de oudste cafés van de Nederlanden een pint te vatten: De Vrachtwagen op de Ginnekenmarkt, of zoals heel Ginneken het kende, Café Boerke Verschuuren. Hoe vader mij dan kon aankijken, hij geloofde zijn ogen niet. Vaders vriendin Nel moest op een kleinkind passen en ging niet mee. Op de hoek van de Raadhuisstraat en de Ginnekenmarkt stond een groengekapte CDA-kraam, tegenover Café Brauers. Er waren verkiezingen voor de Tweede Kamer in aantocht.
“Nou ziet ge hen in het wild verschijnen, die politici”, zei vader tegen Maryvonne, niet tegen mij. “Als ze u zouden kunnen helpen, vindt ge ze nergens, maar als ze u nodig hebben, staan ze op straat te bedelen.”
Er stond een echtpaar kou te lijden achter de kraam, een keurig stel met pakweg vijf kinderen. Op een spandoek stond in groene letters ‘Voor (en door) Breda’. De man kwam joviaal op vader af met een hand vol CDA-vlaggetjes en vader wuifde, sloeg hem van zich af.
“Bent u dan niet geïnteresseerd in politiek?” riep de verbouwereerde man hem na.
“Evenveel als gij in uw kiezers”, riep vader terug, zonder om te kijken. “We zijn hier in Ginneken. Breda is voor ons net zo ver weg als Den Haag, lul.”
“Maar u gaat toch wel stemmen?” riep de man ons na.
“Nee. Stemmen is het legaliseren van zakkenvullers!”
“Je moet die man niet zo van je af slaan”, zei Maryvonne bezorgd, “hij doet zijn werk toch ook maar. En het is een politieke partij als die andere, niet dan?”
Wij moesten wachten voor de ingang van het café. Een dampende cluster van zeker tien bezoekers wurmde naar buiten. Ik hoorde dixielandmuziek.
“Dat neukt me niks. Dat CDA van die katholiek Lubbers, dat is echt geen politieke partij, dat is een religieuze partij. Daarom willen ze zo graag dat je gelooft. Gelovigen zijn interessant voor politici. Als je één ding gelooft, is de dijk doorbroken en stroom je rap vol met hun onzin. Je kritisch vermogen is dan overspoeld en uitgeschakeld.” Vader hield zijn rechterhand voor het raam van het café en keek naar binnen. “Kerk en staat moet je scheiden, Maryvonne, die christenen hebben niks in de politiek te zoeken, horen niet in de Kamers. Als het aan mij lag, werden religieuze partijen verboden. Mensen die hun kinderen voorliegen dat er een god is, gun ik nog niet het beheer van een fietsenstalling. Als ge hen hoort of ziet, vergeet dan niet te denken aan hun fundamentalistische uitwassen, de SGP en zo.” Ik zag Maryvonne schrikken van vaders opeens fanatieke toon, zij keek mij aan, ik haalde mijn schouders op.
“En politiek, luister, als ge alles maar ver genoeg vereenvoudigt, geraakt ge vanzelf bij een niveau waarop ge makkelijk gelijk kunt krijgen en vals aanzien kunt opbouwen, en daar gaat het ze om, meiske. Politici liegen als ze ademen. Macht en geld, alles is hebzucht. Politiek denken projecteert het kwade in je tegenstander. Je personifieert het kwade en noemt het hun en zij. Dat is magisch denken, dat zijn valse rituelen, want onder al die lagen kleding en uniformen lijken wij allemaal meer op elkaar dan hun lief is. Nee, leugens en hebzucht, leer dat van mij.”
Hij draaide zich abrupt om. Hij had een toespraak afgesloten, geciteerd. Hij knikte hevig maar zei niets meer. Maryvonne zocht oogcontact met mij en ik haalde weer mijn schouders op. Ik wist mij ook geen raad met deze vader. Zo verbaal kende ik hem nauwelijks. Uit welk verleden haalde hij die woorden en volzinnen?
Er was een VVD-bijeenkomst in Boerke Verschuuren, zag ik aan de oranje-blauwe posters. Beschaafd zachte, gefilterde, gesteriliseerde en gepasteuriseerde dixieland klonk van achter uit de zaal, ik zag twee mevrouwen met dito gekleurde paraplu’s staan huppelen. Als er één muzieksoort is die door de cultuurloze liberalen gewetenloos en geringschattend is misbruikt en doodgeknuffeld is het wel de straatjazz. Zoals de kerk prachtige koorzang misbruikte om de gelovigen te misleiden en Albert Heijn platgeslagen muzak om de klanten leeg te schudden. Het is ongelooflijk hoe sommige mensen samenvallen met het cliché dat over hen bestaat, illustratief voor hun kuddedwang. Elke beschrijving van een bepaald genotype, bloedgroep, sekte of politieke partij, whatever, kan vol vertrouwen terugvallen op die stereotypen. Conformatie aan de gedragscode van een kudde maakt het individu voorspelbaar, bestuurbaar en uiteindelijk winstgevend. Atypische mensen zijn per definitie schaars... en ook nu weer: voorspelbare blazers, sherry en port, kokardes, complete uniformen... Wij drongen naar binnen en vader sloeg meteen linksaf naar de bar. Zijn witte overhemd lichtte op in het blacklight boven de tap.
“Allee, ga eens ergens anders in de weg staan”, hoorde ik hem tegen een voor mij onbekende man zeggen. Deze keek hem verbouwereerd aan, maar maakte wel meteen ruimte. Terwijl vader bestelde, liep ik rechtdoor naar de lage deur van de toiletten. Op de schoorsteen rechtsachter stond het wapen van voetbalclub De Baronie. Ik stapte de hoge drempel af, rechtsaf de Herentoiletten in, en zag in het voorbijgaan de VVD'ers in de achterzaal, een uniforme meute. Een voordeel van kuddegedrag is dat je minder hoeft na te denken, beslissingen worden voor je genomen... De kerken lopen leeg, maar er zijn nog genoeg religies uit te drijven uit de tempel van de menselijke geest... Ik liep terug naar het café, waar vader inmiddels tegen een vrouw stond te praten, die een kop groter was dan hij. Ik kende haar niet. Zij had een tennissweater om haar hals geknoopt. Zij zweette net zoveel als vader.
“Ik heb nooit voor oorlog gekozen, en mijn vrouw nooit voor MS, mevrouw. Nou u weer en dan ik weer”, hoorde ik vader zeggen.
“Luister, dat zijn heel emotioneel beladen kwesties die u daar aanroert, ik zie dat best.”
“Nee. U ziet alleen wat u wilt zien, en begrijpt er niets van. Dat is verkiezingsvoeder voor uw stemvee. Maar mijn zeik krijgt ge niet lauw.”
“Alles goed, vader?”
“Met mij wel. Maar zij hier moet haar bril uit de koker halen en opzetten, anders werkt ie niet.”
“U bent de zoon?”
“Ja. En u...”
“Fijn, nou, kunt u even assisteren, ik moet een faut pas uit de wereld helpen, met uw vader hier, sorry hoor, duizendmaal sorry, maar ik zag dat witte overhemd en ik dacht...”
“U dacht helemaal niet”, riep vader. Hij had een kleur gekregen. Wat mensen om ons heen bleven staan en volgden het gesprek.
“Nou, wacht even, Joris, Joris!” Zij deed wat passen achteruit en trok een grijze man aan de vergulde knopen aan de mouw van zijn marineblauwe blazer. “Joris, jij komt uit dit dorp, kun jij deze man even duidelijk maken wat er is gebeurd.” Zij sprak snel iets in zijn oren. De man Joris keek naar vader, naar mij, weer naar de vrouw. Zijn neusvleugels wiekten alsof hij wilde opstijgen, en hij knikte.
“Gnr. Ik regel dit wel even, Eveline.” Hij hobbelde op vader af en stak zijn hand uit. Vader keek er niet eens naar. “Mijn beste meneer, gnr, het is allemaal een misverstand, maar ik wil u namens mijn vrouw excuses aanbieden voor de manier waarop zij u aansprak, gnr. Het komt door u witte hemd. Zij dacht dat u personeel was, gnr, daarom bestelde zij wat bij u.”
“Dat denkt zij van u ook, zo te zien”, zei vader.
Er werd luid gelachen om ons heen. De man lachte politiek mee, maar vond het beter zijn warmgelopen vrouw terug te leiden naar de veilige kudde in de achterzaal.
“Gij bent niet op uw mond gevallen, hoor ik wel”, zei Maryvonne tegen vader.
“Nee, daar niet op.” Hij draaide zich meteen om en bestelde met drie vingers omhoog bier. “Zoiets zal uw schoonmoeder zijn. Wij blijven nu nog wat langer, Hans, dan gaan we straks wel vroeger naar huis.”
Ik keek om mij heen, verward door de trots op mijn vader. In de achterzaal zette de trombonist St. James Infirmary Blues nog maar eens in, en aan de intonatie hoorde ik dat hij wist dat het niet de laatste keer zou zijn. Hoe pervers... Zwarte Afrikanen, door blanke handelaren over de oceaan ontvoerd, moesten machteloos toezien hoe hun blues door blanke musici werd gekaapt, geïmiteerd en aangepast, naar Europa terug vervoerd door blanke Amerikaanse militairen, nog meer afgezwakt en verwesterd door blanke Europeanen voor nieuwe blanke handelaren...
“Ge staat weer te dromen!” Vader hield een glas bier onder mijn neus.


De clubhuizen

De clubhuizen


In verband met de clubhuizen:
hun zinloosheid pijnigt,
maar ik kan een glimlach
niet onderdrukken
als ik hun deuren achter me sluit
en de maan me reinigt.

Achter deze horizon
brandt de verte in gejuich,
duikel ik lachend verder
dan ik kan zien.
Achter deze hoge huizen,
aangepast en voldoende,
sterf ik mijn heldendood,
wolkenherder

en de straten achtervolgen me
tot ver in de nacht
als de drank sporen legt
die ik volg
langs alledaagse vensters
onopgemerkt en recht.

Waar precies

Waar precies


Waar ging je fout?
Wanneer merkte je voor het eerst
dat je alleen achterbleef
als de dag 's avonds vertrok
en de stad je negeerde?

Waar precies
koos je de verkeerde weg
in het dal van je dagen,
ver onder de mistige heuvels
van je herinneringen?

Of heb je,
net als iedereen,
geen idee?

25 november 1974

maandag 16 maart 2015

Epicentra

Epicentra


Wat ik nu dicht
is innig verbonden en overbrugt
de wassende afstand
tussen dat wat bleef
en wat verging.

Bewegingen sneuvelen.
Wat leeft stolt naar woorden,
afgelegd, en niet zonder
verwondering
onderga ik de verandering
van toen naar nu
op dit papier.

Deze dans
zoekt balans
en daalt, landt,
komt tot rust
terwijl ik blader
naar de volgende dag.

Dit is toeval noch wil,
dit stroomt,
en waarheen ik ook ren,
ik blijf in mijn epicentrum,
in wat ik ben.

In wat u leest.

16 maart 2015

De draaideurdichter

De draaideurdichter


Ik doe dit niet graag:
littekens scheuren open,
oude wonden bloeden.

Ik overnacht bij uw poort;
u voedt de waterbuffel.
Ik reis door zonder afscheid
over de bergpas,
verzwijg mijn bestemming,
neem afstand van mijn woorden,
plant zaad in uw hersenen;
voor burgers verachtelijk
en te nachtelijk;
fatsoen een enkelband.

U keert uw schedel
en doorploegt de documenten;
vind mij illegaal uit principe
en crimineel uit noodzaak.

Te vroeg geboren,
nauwelijks ingedaald,
liever niet volwassen
en altijd ontijdelijk;
met mirre, sterrenstof en wierook
dicht ik hooglied na hooglied.

Ik bezoek uw crematie,
heb muze en lucifers bij me
en het hoeft niet te rijmen;
ik kom op uw begrafenis
en help spitten en duwen;
dicht u op mijn dood,
dan dicht ik op de uwe.

zondag 15 maart 2015

Stemadvies

Stemadvies


Goh, politici in het wild.
Een steen werd gekeerd,
een open putdeksel liet
daglicht in het riool
en daar kruipen de reptielen
beneden elk peil.
Verkiezingen op komst,
normaal regeert hun pleinvrees,
negeren adders elk onheil
eensgezinder.

Het gesis klinkt
vertrouwd, broederlijk,
intiem en geil,
in geveinsde samenzwering.
Dan druipt vitriool
in te wantrouwen oneliners
en soundbites,
ijdel en ijl.
Leugens drogeren,
armoe knecht,
oneerlijke vinder.

Gezwollen ego's
forceren openingen
in het stemvee.
Zij citeren propaganda
van papier of autocue,
aan die waarheid ontbreekt twijfel,
dat is de modus, de stijl.
Een leugen is beperkt houdbaar,
dient dagelijks ververst,
verkapte capriool,
rottende hinder.

Paranoia zonk diep,
vertekent hun wereld.
Zij drogen hun kwijl
tot hapklaar veevoer,
en volgelingen vechten
om de afgestroopte huid.
Zij willen meer,
laten ons hopen op minder,
minder, minder.

En dat krijgen we.

Tegenberichten

Tegenberichten

Zonder tegenbericht
is het glas altijd vol.

Terwijl ik schrijf,
vindt een kind de weg uit moeder,
een oudere de weg terug naar de aarde,
en andersom,
maar ik schrijf door.

Strooivelden en kerkhoven
vol goede bedoelingen:
gelijk, goed recht, voorrang,
spaarzegels en bonnen,
tegoeden en restschuld,
allemaal recht op leven;
ik passeer ze dagelijks
en leef wel degelijk door.

Zonder tegenbericht
drink ik door,
dicht ik door -
en ik heb nog
consumptiebonnen.

zaterdag 14 maart 2015

Na de receptie

Na de receptie


De wachtrij schuift op.
Het is mijn beurt.
En ik kan gaan.

Het altaar ontruimd,
het huis ontvolkt,
en elke vondst
deed dromen vermoeden.

Huiswaarts.
Geen glimlach
verwarmt dieper
dan een herinnerde.

Een binnenhemel opent,
hartkamers ontvangen.

Ik doof de lamp
en mijn schaduw omvat mij.
Wij vallen samen.

De dagwaarde van de lente

De dagwaarde van de lente


De nachten nog in winter
de ochtenden in vliesijs,
alleen middagwarmte
laat de toekomst vermoeden.

De zon kiest een fragment
en herhaalt dat eindeloos
tot haar ondergang.
Haar aanhang groeit,
takken en knoppen zwellen.

Er rust geen schuld
en geen rente op de lente.
Haar valuta onvergelijkbaar,
waarde onmeetbaar.

Zij komt.
Ook zonder getuigen
nadert zij.

vrijdag 13 maart 2015

De engelbewaker

De engelbewaker


Een teckel trekt een vrouw
langs de vijver in het park;
zij remt hem af.

Langs de kanalen landinwaarts
tot hier op de loopbrug
snauwen en schreeuwen
meeuwen en kauwen
als ik niets eetbaars bij me heb.

Ik ben altijd te gast
zolang ik weet -
mijn engelbewaker schrikt op.

Wuivend oevergras geeft
de wind richting en
bladeren volgen de bries.

De teckel en de vrouw
zijn gepasseerd.
Mijn engelbewaker zucht.

donderdag 12 maart 2015

Verdwaalde duiven

Verdwaalde duiven

Fragment uit “Uit het zesde huis”, ongepubliceerd, maart 2015.


Opa had veel problemen in zijn nieuwe wijk, zonder zijn duiven die hij van oma had moeten verkopen, zonder land om te bebouwen. Met een terras “waar ge overheen kunt pissen” en een fietsschuur “waar ge uw kont niet kunt keren”. Hij had de eerste week bijeengeraapt sloophout en wat droge takken opgestapeld en in brand gestoken, zoals hij dat in de Valkenierslaan placht te doen, als iedereen daar. Zijn nieuwe buren hadden de politie gebeld, en de wijkagent had hem een waarschuwing gegeven. Oma had hem vervolgens een opsomming verstrekt van wat zij over hem dacht, en hem aangemaand zich vooral comme il faut te gaan gedragen in Breda, in de stad, in die nette wijk.
Opa had de kleine bergschuur achterin zijn nieuwe tuin afgebroken, en met behulp van meeverhuisd bouwmateriaal van zijn oude schuren een grote werkschuur getimmerd, met hulp van Oom Frans. De afwerking deed hij liever zelf, en meteen timmerde hij er een afdak tegenaan aan de voorkant voor drie konijnenhokken, hij kon het niet laten. Hij had vier grote vensters uit oude kasramen naast elkaar geplaatst aan de tuinzijde. Ik had hem geholpen met het inrichten van zijn werkschuur. Een lange werkbank vóór de vier ramen, met zijn gereedschap uit de Valkenierslaan netjes naast elkaar in laden eronder. Zijn grote houten bankschroef, de jampotten vol schroeven en spijkers, en een extra vliering voor planken en balken. Het was een zwaarbewolkte dag, maar het zou droog blijven, volgens opa. Wij stonden boven op het schuurdak en inspecteerden de nieuwe teerlaag. Ik rook de konijnen. Hij had zijn stofjas aan en zijn geruite pet op, en zo leek hij op de opa uit mijn jeugd, niet op de onbekende nette meneer die hij van oma moest worden. Hij keek naar de wolken. Hij stond elke zondag vroeg in zijn tuin naar overtrekkende vluchten postduiven te kijken.
‘Houdeng: wachten. Noyon: 7 uur gelost,’ imiteerde ik in een opwelling.
Hij trok zijn mond scheef en spuwde achter zich in de brandgang achter zijn schuur.
‘Dat is voorbij, Hans jongen. Ze zouden niet meer weten waar ik gebleven ben. Ik heb ze verkocht, maar ze zijn alleen goed voor de fok, ze willen terug naar mijn hok en dat is er niet meer.’
‘Nee.’
‘Ik mocht ze tijdens de bezetting ook niet houden, de Mof dacht dat ik er berichten mee zou gaan versturen.’
Ik keek over de tuinen. Keurige struiken en gazons, bloembakken. Nergens schuren of werkhokken, nergens konijnen of duiven. Fietsenhokken.
‘Wie had dat ooit gedacht dat ik in Breda zou komen te wonen,’ zei hij op een toon die ik niet van hem kende. Hij keek in de verte.
‘Oma?’
‘Ja, die wel, die heeft er heel haar leven om gezeurd. Die wel.’
‘Gij niet.’
‘Ik heb maar een gewone boerenmens Hans, uit Bavel, voor mij hoeft dit niet, die kouwe kak hier. Ze zeggen niet eens goedendag op straat hier.’
‘Ze kennen u ook niet, opa. U woont net een paar weken hier.’
Hij knikte. ‘En die groenteboer hier, wat een afzetter hé, gisteren had jouw oma spruitjes, zó gemeen bitter en zó klein, ik moest mijn bril opzetten om ze te kunnen eten. En dat terwijl ik ze zelf altijd zo mooi had staan achter op mijn eigen land, weet ge nog? En ik heb nog nooit zo vaak mijn goed pak gedragen als hier, al die visites aan die nieuwe buren, en weer contravisites, dat gezeik.’
‘Woont hier niemand uit Ginneken behalve jullie?’
‘Hier twee huizen verder, die komt uit de Dillenburgstraat, zij kwam vroeger in de winkel, maar zij ziet ons nu nog niet staan.’
‘Maar ge woont hier wel mooi, vlakbij het park.’
‘Ziet gij mij elke dag de eenden voeren, ben ik zó oud dan? Jongen, zevert niet, dat is niks voor mij, eenden, zwanen, en dan die verwijfde kloten die van hun vrouw het hond moeten uitlaten, moet ik daar tussen gaan lopen en serieus blijven kijken?’
Hij haalde zijn shagbuil uit zijn broekzak en rolde een sigaret. Hij stak hem aan met zijn verchroomde aansteker, zoog het vuur door de tabak heen en het uiteinde gloeide fel op. Ik stapte achteruit, een oude reflex. Hij gaat toch niet...
‘Gij hebt altijd in Ginneken gewoond.’
‘Na ons trouwen, ja. Mijn vader had mee die winkel gekocht toen jouw oma met haar geld over de brug kwam, ons Kees heeft geholpen met de verbouwing. We moesten vlug beslissen, er woonden zoveel Belgen in Breda en die zochten onderdak. Maar jouw oma had geld.’
‘Gij niet?’
‘Nee, wat spaargeld, weinig, niks. Ik dronk veel, dat hebt ge al honderden keren gehoord, ge bent groot genoeg om dat te kunnen horen en op waarde schatten, niet?’
Ik knikte. Ik had mee omhoog gekeken maar liet mijn blik afdalen naar de tuinen. Oma stond op het balkon.
‘Oma staat op het balkon, opa.’
‘Er is thee, Frans! Kom binnen voor het gaat regenen!’
‘Als zij zo blijft schreeuwen, zal ze weinig deftige indruk maken in de Romboutsstraat,’ zei opa zacht tegen mij. Hij liep wel meteen naar de ladder, dezelfde waarmee hij vroeger zijn duiventil beklom.
‘Vertel eens meer van vroeger.’
‘Later jongen, later. Tijd genoeg hier.’
Dat was waar; vroeger was hij altijd bezig op zijn land maar hier had hij alleen een gazon en wat struiken.

Luister

Luister


Als het water bevriest,
zit je dan
aan de goede kant?

Als de nacht
bij je binnenvalt,
ben je dan alleen?

Luister,
als de wolven je vinden,
herken je het gehuil
achter de bomen,
of overwint je angst?

Kleed je warm.
Is dat je jas
of je vacht?

Luister,
ik kan zo veel voor je doen.
Zing met me mee.

Laat me binnen.

12 maart 2015

Stop de kudde

Stop de kudde

Het is plicht dat iedere jongen
vergeet waar hij woont,
en elke dag bekroont
met schroeiende oorlog in zijn longen,
op zoek naar een schuilplaats.

Stop de kudde
in alle eenvoud,
weet dat wat haar bijeenhoudt
de adem van de chaos zelf is.

Dans tegen elk ritme in,
door muziek niet gedwongen,
de dagen tollen bevrijd
dwars door je hart,
en tellen je tijd af
tot het einde.

Stop de kudde,
luister hoe het kind
dat je in je vindt
wordt toegezongen.

dinsdag 10 maart 2015

Als het moet zonder jou

Als het moet zonder jou


Dit alles is niet het resultaat
van jaren studie en werk.
Dit is het begin van een reis.

Al jaren geleden
zei ik je waar op te letten onderweg.
Oké, ik was onervaren
maar nu nog meer.
Het landschap verandert,
ik blijf onvoltooid.

Je kunt alles opzij gooien
op zoek naar je sporen,
en nooit luisteren
naar jezelf.
Je doet maar.

Ik reis verder.

22 november 1974

maandag 9 maart 2015

Geen afscheid

Geen afscheid


Afscheid is denkbeeldig.
Nooit laat je iets achter,
alles blijft bij je.
Afstand groeit,
vervaagt, vertekent.

Spring op je jeugdige pony,
draaf door het woordenwoud,
vertel me later wat je hoorde.
Ik voorspel herhalingen
en zichtbare eenzaamheid.
Er is geen taal voor verlies.

Geen zorgen over mij,
ik red me alleen wel, hier.
Ik rek de armen uit
en vang vogels in mijn vingers.
Zonlicht zoeter dan honing
smelt over mijn ogen
als ik in mijn geheugen staar.

Afscheid is bedrog.

24 juni 1974

Stroomopwaarts

Stroomopwaarts


Beter
vertrok ik op expeditie,
je rivier stroomopwaarts,
dan hier te zitten
met de rug naar het venster
en dit te schrijven.

10 november 1974

zondag 8 maart 2015

Kan ik hier pinnen?

Kan ik hier pinnen?


Bebloede grafzerken. De dood
in ontregelende regelmaat
langs brede lanen richting centrum
op een nalatige namiddag.
Woontorens in ivoor, gestolde
melk in stalen zonlicht.
Mijn handen omklemden het stuur,
snijdende rozenkrans,
tot verdoving die niet hielp.
Gestelpt bloed in linnen.

De stad draaide haar achterwerk
binnen handbereik.
Opgedrongen bedgenoot,
geroutineerd, professioneel.
Onbetaalbare verslaving.
De bars ontvingen me grijnzend.
Schaduwen tussen mij en de zon
joegen me naar binnen.

Ik probeer haar te vergeten,
dat is waarom ik dans, drink
tussen leegstaande kantoren
in dichtbevolkte wijken
die elk mens ontwijkt.
Ik zing, lang volgehouden
zingeving, maar weet beter.
Een wereld verloren door ontwaken.
Haar geur hangt in mijn jas.
Mijn stem noch haar naam
hielden haar tegen of bij zinnen.

"Luister naar de vrouwen,
zij leerden je drinken." Haar woorden,
uitgerekend die onthield ik.
Opengereten voeten in bierglazen
lieten me stoppen en ademhalen.
Een schrootballet in louter foto's.
De stad bleek mijn naam te kennen.
Ik was welkom, mocht aanbetalen.
Ik kon pinnen.

8 maart 2015

Waar je ook bent

Waar je ook bent


Je loopt door je huis,
zingt luid, danst soms mee
om het langst.
Je hakken kwellen.
Gekooid herbouw je de muren
elke avond opnieuw.
Ik haal adem in dit alles,
begrensd, beperkt, ommuurd.
Onbegrip groeit, wurgt,
klimop breekt stenen.

De tijd omknelt de pols.
De avond sleept zich
naar de oevers van de nacht.
Wie van ons is het bangst
en kijkt weg?
Ik kan je adem tellen
en vergeet niets,
behalve redeneringen.

Tussen de harten alleen huid,
jij daar in je vesting,
ik hier, buiten
en gebaren vervagen.
Verloren bekoring,
uit een opgejaagd geheugen
te schrale vangst.

Hier ben je rusteloos,
waar je ook bent in je huis.
Je ogen fladderen in hun cellen
tegen glazen tralies
en ik wacht in angst
op wat verdwijnen gaat.
maart 1976.

zaterdag 7 maart 2015

Tegenlicht

Tegenlicht


Als je me ziet
ben ik alle kleuren.
Dat komt door de zon.
Ik smelt niet,
word niet verteerd.

Soms ben ik wit,
zoek ik beschrijving.
Soms zwart,
verdwijnt alles in me.
Ik heb onverminderd
te weinig beheerd.

Maar het liefst
en meestal
ben ik een regenboog,
met keerzijde
zorgvuldig ontkend,
afgekeerd.

Ik betreed die schaduw
breed afgemeten,
kortgehouden,
ontheemd en verblind,
heb geen keuze.
Het is de zon
die deemoed leert.

7 maart 2015

Afgang

Afgang


Knap hoe sommige performers
hun gedichten van buiten kennen,

en dan in publiek,
in muziek,
slagaders openen
en leegbloeden.

Ik druk de microfoon
tegen mijn hart
en alles klopt.

Ik leer nog dagelijks
mijn gedichten van binnen kennen.

donderdag 5 maart 2015

De gebouwen

De gebouwen

Zijn we frontaal?

 -  Elke botsing is perfect,
elke verandering welkom
en noodzakelijk.

Zijn we impotent?

 - Elk moment
kan ik sterven,
zou ik willen.

Zijn we imposant?

 - Ik staar omhoog
langs vensterwanden
en volg de wolken
met stagnerende ogen,
wankelend.

dinsdag 3 maart 2015

De Lachende Traan

De Lachende Traan


Wij komen hier samen ontbreken,
slaan de ingeslagen weg nog verder in.
Komt vrienden in het afronden, het verwoorden,
het verslaan, het binden tot geen besluiten.
Er wachten meer tafels en vergaderingen
om te ontginnen, tevreden te herbeginnen.

Notulen groeien ongemaaid boven ons begrip.
We ademen nog steeds in het vruchtwater
van een agenda vol hoop, misvattingen.
Ons heelal snelt in alle richtingen uiteen,
maar de koffie is op tijd, verontrust niet.

Komt vrienden in de erfzonde van zelfgenoegzaamheid,
er is altijd tijd voor nieuwe afspraken,
we bewaren de rondvraag voor gekanaliseerde rancune,
ongebroken, onbesproken onmacht.
Ga als vreemden in de afgronden,
volgende keer in Zaal De Lachende Traan.

3 maart 2015

maandag 2 maart 2015

De zee is koud

De zee is koud


Je kleedt je ogen in mist
als je praat over de zee
waar je heen wil,
maar ik kan je zeggen:
de zee is koud
en ze kent je niet.

Dat ze je naam fluistert
is verbeelding.
De zee is koud.

25 juli 1974

zondag 1 maart 2015

Ontwaken

Ontwaken


De wereld lijkt groter
als ik nuchter ben.
Niet het slapen,
maar het ontwaken pijnigt.

Ik ontwijk het theelicht
bij de glazen boeddha,
mis de dromenvanger
in de deuropening,
onverwachts.

Wij torsen de wereld
die zonder ons stopt
met draaien,
zoals 's nachts.

Die mij kennen
beweren dat
niet elke verhoging koorts is,
niet elk woord poëzie,
maar elke uiting reinigt.

De dag blijkt al begonnen,
maar houdt iets zachts.

Motel

Motel


Je praat tegen me
en hebt je koffers gereed.
Je kent elke nooduitgang.
De bergen je horizon,
de rivier je reisgezel,
elke dag een volgende reden
voor vertrek.

De nacht in je stem
jankt als een verlaten hond.
Het rookalarm knippert,
de rekening is voldaan.
Je tank gevuld,
de autosleutels om je nek.
Waarom kom je bij me
als je niet blijven wil.
Ik ben geen motel.

19 juli 1974