dinsdag 26 januari 2016

Over Oostende

Over Oostende


Ik bezoek nu het Oostende
dat ik nooit kende
en zelfs ontkende,
onbekend met haar verleden.
Een opening naar zee
voor hen die het denken
niet vreesden.

De gespreide benen
van de haven
namen en gaven
een onderkomen en
pleisterplaats
aan vluchtende ballingen,
onderweg naar
waar hun achtervolgers
nog niet verbleven.

De vijanden werden
nooit verdreven, bleken
diep in ons begraven
en bleven. Zij leerden
onze kinderen stilstaan.
Oostende zal bewegen,
stad aan zee,
en leidt kanaal en rivieren
geduldig naar de oceaan.
Een constante intocht
van toeristen bevolkt
de Vlaanderenstraat.

Oostende blijft.
Ik ga mezelf bekijken
in de schildpadvijver
in de Shin Kai Tei.
De kusttram vertrekt
op tijd en mist mij.
Ik hoop mijn eindhaven
niet te bereiken.

Geschreven na het lezen van dit boek:
http://www.uitgeverijcossee.nl/Zomer-van-de-vriendschap.-Oostende,-1936-T456.php

vrijdag 22 januari 2016

De beeldhouwster

De beeldhouwster


Niets ontziende ogen
staren mij aan,
voelen en weten,
strelen en kneden
een vorm.
Roerloze massage,
meedogenloos dieper
dan ik me zal herinneren.

Rusteloze oogleden
omsluiten wat ik ben
en denk te zijn,
breken af, bouwen op,
verhullen en kleden,
ergens tussen mij
en mijn toeschouwster.

Zij wast haar handen
in onschuld
en schenkt kalmerende thee
in de tuin
waar ik mezelf hervind
in de spiegelvijver.

Ik werd een beeld.
Onder haar handen
vond ik meer rust
dan mijn lichaam
zal vinden
in het graf.

(Na bezoek aan het atelier van Claartje van Oosterum, Eindhoven.) http://www.claartjevanoosterum.nl/

donderdag 21 januari 2016

Begin, herbegin

Begin, herbegin


Een trage ochtend plaagt,
jachthonden testen kettingen
en janken, huilen.
Gisteravond had me verrast
met meer indrukken
dan ik had kunnen opvangen.

Van mijn berg
daal ik af naar de vallei.
Een merel hervindt zang.
Ik heb alle tijd na te denken,
maar in plaats daarvan
waad ik door afwezigheid
tot ik me daarin thuis voel,
alsof ik er eerder was.

Ik aarzel tussen doen en laten
tot toeval beslissing brengt.
Zoals altijd weet ik minder
dan de ochtend tevoren
en overheerst wit
de regenbogen in mijn ogen.
Het zojuist voltooide gedicht
waait van tafel.

Alleen voetsporen volgen
onomkeerbaar op het pad
dat geen pad blijft.
Na het zingen van de merel
is de stilte voller,
tot woorden aanbellen
en vragen of ik meekom.

Het geluid van mijn stem
komt los van mijn stem
en ik stem toe.

woensdag 13 januari 2016

Het verdwijnen

Het verdwijnen


Nog niet iedereen wist van je dood.
Je naam viel in een gesprek, een stilte,
een ontbreken en beseffen.
Iemand verbeterde
en weer verdween je iets meer,
je kalfde af, loste op.
Alleen je naam bleef
wat langer in ons, een registratie,
bewaarde advertentie.

Wij verzorgen je graf.
Voor sommigen doe je
alsof je er nog bent.
Ik bespeur splijtende steen,
zompige grond onder kiezels,
vermolmde stammen, wortels,
aardse zwammen, bovisten,
schimmel, wormen, geen presentie.

Tijd is de mol, de verrader.
Nieuwe ervaringen mengen zich
met herinneringen,
en je wordt een troebel geheel
met wat dagelijks oplost,
als mist tastbare absentie.

zondag 10 januari 2016

Duvel in De Gouden Bal

Duvel in De Gouden Bal

 (fragment uit 'Uit het Zesde Huis', laatste deel: Naschokken)

Eindhoven, de nacht van 21 juni, zomersolstitium, midzomernacht 2013, Sint Jansfeest. Een Keltische feestnacht waarin heksen en demonen toesloegen, door de Moederkerk gekerstend door de geboortedag van Johannes de Doper op die datum te poneren. Nadat Maryvonne rond 8 uur met de stadsbus lijn 19 vanaf de leegstaande Heilig Hart van Jezus kerk aan de Gestelsestraat richting NS-station was vertrokken, had ik aan de bar van Café De Gouden Bal aan de Hoogstraat de laatste roddels in de Eindhovense muziekwereld opgepikt en nog steun toegezegd voor een Muzikantenmeldpunt op internet. Café-eigenaar Wim stond achter de bar glazen te spoelen.
Valt er nog iets te verdienen in de muziek?”, vroeg Wim.
Geven wij te weinig rondjes, Wim? Nou, dan lees ik voor uit het Evangelie volgens Johannes, hoofdstuk 19, vers 28: ‘Ik heb dorst.’ En geef die anderen ook wat”, zei ik. Wim telde met zijn vinger en begon te tappen.
Zeker valt er nog wat te vangen, Wim, maar je moet tegenwoordig vaker werk aannemen waar je vroeger de neus voor ophaalde. Eindhoven is een werkstad, cultuur moet je elders zoeken. Hoeveel Euri?” Om ons heen werd geknikt en gedronken. Ik zocht kleingeld bijeen en rekende af.
Weet je nog in mei aan de Diamantring, in Blixembosch in Eindhoven?”, vroeg Koos Engels, de bassist met moslimbaard waarmee ik wel eens samenspeelde. “Geen idee waar die gastheer zijn geld mee heeft verdiend, maar ik moest van hem oppassen geen kras te zetten op de Maserati op de inrit.”
Dat soort mensen zet de auto niet in de garage Koos, want daar ziet niemand hem.”
En hele hennenkooien met rinkelende blingbling meiden.”
Zag er goed uit, Koos.”
Ge weet het, Hans, alleen de buitenkant blinkt bij die wijven. Maar ik ben nog niet blind.”
Zegt een van die meiden: ‘Ik wil een kind van jou.’ Dus ik antwoord: ‘Nou, dat kan, dat komt goed uit. Ik heb twee zonen in de aanbieding. Een van ruim 25 en een van 23.’ Werd ze boos, Koos.”
Wij mochten ons vooral niet mengen met de gasten en moesten achter het podium in de feesttent blijven, in de tuin. We mochten ook niet de toiletten gebruiken in het woonhuis.”
Hebben we ook niet gedaan, Koos.”
Nee.” Wim tilde een dienblad over de toog en er werd rondgedeeld.
Proost, Koos.”
Welterusten. Ik vraag me af wat de buren daarvan vonden, de andere ochtend. De onnomwonenden.”
Onomwonenden. Ik wil het niet gaan vragen.” Onomwonenden? Dat was vanavond dus mijn laatste Duvel...
Hans van Veldhoven, een dixie-trombonist die ik alleen van naam en solo’s kende, had eerder die avond aan het gezelschap verteld dat hij stopte met optreden, omdat het hem allemaal ‘veel te veel’ werd. Wij hadden elkaar al in november 2010 gesproken over het misbruik dat hem was aangedaan bij de Congregatie van Broeders van Liefde van Eikenburg in Eindhoven. Hij wilde het niet oprakelen en troebel water loswoelen, zei hij, maar zijn lijkschouwing tuimelde ongeremd voort.
Op het station zou de laatste bus niet op mij wachten en ik bezocht nog snel het toilet, achterin de doorloop naar de tuin. Bij terugkomst waren de laatste drie van het gezelschap verdwenen. Alleen Hans zat nog aan de bar en hield mij een glas Duvel voor.
Vat er nog zo een van me, Hans. Ik weet niet wat je normaal drinkt.”
Zoveel mogelijk. Ik ben een duvelskind, je weet het. Maar goed, omdat je zo aandringt, Hans.” De duvel, duivel, gevallen engel die tegen beter weten in terug wil naar de hemel of zich verzoent met de hel...
Je vrouw heeft genoeg geduld met je, dat je niet op tijd thuis moet zijn?”
Meer dan Maria met Jezus, Hans.”
Ik leunde half op de stenen onderbouw van de open haard midden in de kroeg en knikte meelevend terwijl hij een opsomming stapelde van alle oorzaken, gedachten en redenen waarom het hem ‘veel te veel’ werd. Hij begon met iets wat ik nog kon volgen: zijn frustratie over zijn vrouw die maar bleef sms'en naar hun ruim drie jaar geleden bij het skiën omgekomen dochter en op antwoord bleef hopen. Hij graaide alles naar zich toe, of er nu verband in zat of niet, tot en met het slechte weer van die dag, en hoopte een berg opeen waar ook ik niet overheen had kunnen kijken. Hij sprak snel en gejaagd en reageerde nauwelijks als ik tussenbeide probeerde te komen. Mijn ogen ontvluchtten zijn blik, ik schommelde mijn Duvelglas om en zag achter de bar Wim zijn hoofd schudden. Ik nipte aan mijn bier, herhaalde fragmenten van wat hij zei, stelde wat eenwoordsvragen. Ik vroeg mij af waarom hij juist mij aanklampte en besloot dat ik voor hem de enige nog aanwezige, vaag bekende was. Zag ik er uit als een klaagmuur, of voelde ik mij verplicht te blijven luisteren? Voor een groot deel wel, al viel het mij steeds zwaarder, omdat mijn eigen verleden begon door te schemeren door zijn warrige klaagzang en omdat de alcohol mijn bewustzijn had vervaagd. De rest bestond uit begrensde, beperkte en ingehouden beleefdheid en medelijden.
Niet wat hem was overkomen dreigde hem te verdrinken, het was de zelfgebouwde opeenhoping waarin hij zich vastbeet en die hem overmande. Omdat hij verbanden zocht, vond hij die ook, en steeds meer. Als ik hem nu hulp zou aanbieden, dacht ik, zou ik extra druk, extra spanning toevoegen, dat heeft hij niet nodig. Hij stroomde leeg als een omgevallen emmer, vertelde en hervertelde zijn boek. Als dat hem hielp wilde ik daar best aan meewerken, en een Duvel verlichtte de taak. Sprak hij mij aan, omdat hij in mijn blik iets herkende, dat in mijzelf gekeerd zijn als ik mij onbespied waan, dat zwijgen? Maryvonne herkent aan die tekenen mijn stemming, sneller dan ik zelf.
De spiegelklok achter de bar liet mijn tijdslimiet naderen, en toen Hans naar het toilet ging, riep ik dat ik nu echt moest gaan, dat wij elkaar nog wel zouden zien, sterkte ermee. De rand van de biljarttafel glom in het maanlicht en een man en vrouw draaiden om elkaar heen, dansten bijna. Ik glimlachte, wuifde naar Wim, struikelde half over een damestas, sloeg mijn sjaal om, shalom שָׁלוֹם, en verliet het etablissement door de geluidshindersluis. Ik liep richting centrum langs de Hoogstraat en keek niet om. Don’t look back.

Het huis gesloten

Het huis gesloten


Hoor haar
in de keuken,
luid zingend, soms dansend.
Ze bouwt het huis
steen voor steen
om ons heen.

Haal adem
in dit alles,
de ogen begrensd, bekend,
hier aan tafel.
De nacht valt, regennacht
op de ruiten.
Het dak lekt niet,
en het past
perfect.

Wend je af van
het opvallend venster,
de muren die buiten
en binnen sluiten,
en luister gespannen
naar de muziek
hopend op herkenning.
Verjaag ratten uit de kelder
en verzamel resten van jezelf
voor de avond.

Landschappen trokken voorbij.
Wij verstoppen ons achter elkaar.
Hart vindt hart, er is geen terug.
Van elk onvermijdelijk afscheid
kennen we alleen contouren,
rafelranden,
de toekomst bij benadering.
We zijn nu thuis
en sluiten.

zaterdag 9 januari 2016

Hoogzwanger: een samenvatting


Hoogzwanger: een samenvatting


1

Ik voel hoe ze
beweegt.
Ze opent haar ogen
tot een ochtend
en ik ontwaak
als een kind.

Haar glimlach
verbindt
het vorige
met het volgende.
Bloed stroomt
waar het gaan kan.

Ik luister,
dans langzaam en zeker
in glas,
teken haar
op de omgeving
hier langs de snelweg.
Haar aanwezigheid
ingefluisterd.

Neerstrijkende meeuwen
op een strand
kleuren herinneringen.
In de analyse
van dit moment
blijft verbazing overheersend.

Voor zover te zien
is dit landschap bekend,
maar elk moment
kan ze haar ogen sluiten
en neemt mijn verstand over.
Daar ga ik weer.


2

'Jij daar
met die wilde afstanden
in je blik,
je hebt ver gereisd,
ik voel verhalen
in al je gebaren.
Kom eens gezellig
tussen me in zitten
Iedereen is steen,
en ik wil luisteren
naar het stromend water
van je stem,
mezelf overgeven
aan niet meer dan
wat ik nodig heb',
zei ik,
wanhopige.

Een eindeloze verandering
naar mezelf toe
weg van de kudde,
weg van de stad.

Als haar adem de tijd meet
verdwijnen afstanden,
en luister ik ademloos,
ademloos.

'Hou me tegen
als de muil van de nacht
zich openspert
en ik over de afgrond
van geketende woorden
omlaag en omlaag tuimel.
Ben niet verbaasd
als de drenkeling
houdt van het strand
waarop hij aanspoelt
en zandkorrels
tussen de vingers streelt',
zei ik,
redeloze preker,
radeloze zingever.


3

Iedereen kent
dagen en nachten.
Het bed is koud,
de lakens
van de schemering
omklemmen kil.
Alles zonder jou is leeg.
Nauw om mij heen
legt de stad zandzakken
in een heksenkring,
en wacht af.
Mijn ego smelt
en kalft af.

'Schrijf me op.
Neem het papier
van de dag,
en de inkt
van de nacht,
en leg me vast
in woorden.
Ik zal veranderen
telkens als je me leest,"
zei ik,
dichter in wording.

Ik kon haar niet troosten
met wijsheid
geworteld in ervaring.
Het landschap dat ik zag
verbaasde me
en leerde me weinig meer
dan angst, een stramme,
noodgedwongen dans.

Ze vindt in de ochtend
scherven,
en vraagt mij om uitleg.

Ik heb het druk
met het verzorgen
van de snijwonden.
Het glas is hardnekkig
en keert elke nacht terug.

Ze vertaalt,
vertraagt mijn gebaren
tot een glimlach.
Ik streel haar zwijgen
tot tranen,
onze ontkenningen
tot muren.


4

Scherven
vallen als regen.
Doorweekt kan
ik niet verbergen
dat ik haar stem zoek.
'Dit is iets,
dat ik nooit
zal willen aanvaarden,'
zei ik,
dappere.

Gestold
tot een getrouwe imitatie
van mijzelf
en grotendeels
niet zichtbaar eenzaam
tenzij in een spiegel.

Overdag drinkend
tot elk nacht
gesloten ogen
haar terugbrengen,
ongeboren.

Ik kom haar
overal tegen.
In de ochtend
is ze anders en niet hier.
Misschien heeft
vergeefs daglicht
meer invloed dan ik.

Ik heb haar
zien veranderen,
en niets op deze reis
kan me dat doen vergeten.

zomer 1976

donderdag 7 januari 2016

Steeds dichter

Steeds dichter


Ik word steeds dichter.
Geen dag ontgaat me,
of er past een houding op.

Met armen vol woorden
dans ik door uw straten
in alle dronkenschap eerlijk.

Gordijnen sluiten zich,
schermen lichten op
en binden uw ogen.

Steeds dichter dans ik.

woensdag 6 januari 2016

De leraar spreekt

De leraar spreekt


Ik weet meer
en langer,
maar lang niet beter.
Jullie stromen de klas binnen
en ik zie de pasvormen
tekortschieten,
sorry dat ik stoor.

'Hoe was jullie vakantie,
en waar?'
Ik duik weg in routine,
stramienen.
De wereld buiten school
is zoveel groter
en ik probeer de muren
te doen verdwijnen
met wat ik aanreik
en de respons die ik hoor.

Ik kan niet meer
dan leren denken,
beeldhouwen
met stromend water.
Generaties leraren
gingen mij voor.

Alle vooruitgang
voortaan voorzichtig.
Ik citeer wat aansluit
op wat in- en uitsluit
en weet dat op verwarring
hergeboorte volgt,
en de illusie van orde.
Uit eigen ervaring,
en die leert nog door.

zaterdag 2 januari 2016

De vijand in ons

De vijand in ons


Ze kwamen terug
van het front
met het verhaal
dat het voortaan
vrede zou zijn.
Ze bedoelden te zeggen,
dat hun vijand verslagen was.

Maar de vijand is in ons
en zal nooit verslagen zijn.

Ik mengde me in de festiviteiten,
en lette scherp op.