maandag 28 maart 2016

Mag ik bij je binnen

Mag ik bij je binnen


Straks oneven, nu even.
Nu even niet.
Eerst even koffie, koekje toe,
dan wat nicotine,
vers in de longen,
hier op 28.

Ik heb goed opgelet
op straat en bij je voordeur
en het is volgens mij
geen open dag,
hier op 34.
Mag ik bij je binnen
kijken?

Bezorgklachten,
huis aan huis,
zijn handelswaar
in mijn wijk.
Niets voor nummer 42
vandaag.

Ik traceer het pakketje
en volg het spoorloops
tot herhaalde adressen.
Mag ik bij je binnen
bezorgen?

En hier mijn bijdrage, storting:
je hoogstpersoonlijke postbode
dagelijks in de gleuf,
hier op 54.
Mag ik bij je binnen
komen?

maandag 14 maart 2016

Dat wordt een nest

Dat wordt een nest


Dat wordt een nest
van glasvezelkabel,
stukjes teflontape,
kruimels asbest
en frisdrankrietjes,

mos vol landbouwgif
en kunststof gras,
restjes koffiebekers
en plastic lepeltjes,
nylon veters.

Alle vogels
hebben al nesten gebouwd
behalve jij en ik,
en de dagen lengen
in ochtendsmog,
fijnstof en dieseldampen.

Dit wordt het nest
van onze laatste lente.

donderdag 10 maart 2016

Onjuiste theorie

Onjuiste theorie


1.
'Nou kijk,
zo vind ik van Herman,
dat ze hem beter kapot kunnen schieten.
Ik bedoel,
je moet dat smoelwerk eens zien,
schandalig.
En die haren, benzine erover en vlammetje erbij.
opgeruimd staat netjes,
nietwaar?
zeg nou zelf.'

2.
Schuifelend over sneeuw over ijs,
gebogen in de storm,
de adem neergeslagen op baard en snor en haren.
Antarctica, 7 augustus.
Marjolein is dood.
De koude overwon.
Albert en ik hebben haar opgegeten.

3.
'Geweld',
zei de man naast me,
'wel,
dat kan vele aanleidingen hebben.
Onrust, onderdrukking, angst, verveling.
Maar de oorzaak achter dat alles,
pft,
ik wou dat ik het wist.'

4.
Gisteren zag ik nog
hoe een man een eend uit de vijver in het park
de nek omdraaide en meenam.
Om thuis te braden, waarschijnlijk.

5.
Het begon,
volgens wijlen Marjolein,
in de jaren 60.
Politieke moorden,
rellen.
Het werd steeds erger, en niemand besefte wat
de oorzaak was.
Wij zijn tijdig gevlucht.

6.
'Smerige schoft,
stomme aap met je rotsmoel,
luie anarchist,
rotnazi,
zatte dubbeltjeshoer,
smerige flikker,
communistische zwakzinnige,
vetzak.'

7.
Na de party reden we in Frans’ wagen
naar huis. Er reed iemand door rood.
Botsing, natuurlijk. Frans eruit, kop aan
flarden, de hersens dropen van de voorruit.
Die andere kerel had het stuur in zijn buik.
De darmen waren eruit gespoten.
Ik had een ruitenwisser in mijn linkeroog.

8.
Het was alweer Marjolein,
die ontdekte dat de temperatuur een
belangrijke factor was.
Dus trokken we naar het zuiden.
Naar Antarctica,
vluchtend voor het geweld.

9.
We hebben die vuile rotjood z’n ballen af-
gesneden en in z’n mond gepropt. Je had ‘m
moeten zien kijken. Daarna een mes in zijn buik,
zodat ie langzaam leeg liep.

10.
‘Katholieken: kinderen fokken, neem dat
maar van me aan. en maar bidden.
Ze moesten het verbieden.’

11.
‘Wat ga je nu doen, nu je ontslagen bent?’
‘Eerst vakantie.’
Op een terras. Een zomerdag, aan de overkant
van de straat ligt iemand dood te bloeden.
Bloed stroomt uit zijn pols. Een glazenwasser
drukte door een ruit, een scherf trof hem.
De twee mannen op het terras kijken naar het
bloed.
‘Waarheen?’
‘Spanje.’
‘Spanje? Zit politiek niet zo lekker.’
‘Doe me ‘n lol. Wat heb ik met die vieze
Spanjaarden te maken.’
‘Je hebt gelijk. Ik ga naar Griekenland.’
‘Ook een mooi land.’
Aan de overkant van de straat sterft de man met
een laatste stuiptrekking.

12.
Onderweg lazen we kranten.
Oorlogen, brandstichtingen,
rellen.
We haastten ons zoveel mogelijk, om op tijd te
zijn.
Hoe kouder het werd, hoe veiliger,
volgens Marjolein.
We vertrouwden haar.

13.
‘Hé joh, kom ‘ns hier.’
‘Waarom?’
‘Verdomme, kom hier als ik dat zeg of ik
sla je ballen tot aan je adamsappel omhoog!’
‘De moord.’
‘Wat zei je?’

14.
In Chili zagen we enkele boeren rond een
kampvuur zitten eten.
We ontdekten in een afvalhoop een half
verrot kinderhandje.

15.
Je hoeft het niet te geloven, knul.
Niet echt. Als je maar zegt dat je het
gelooft, dan zijn we al tevreden. Een
handtekeningetje, klaar.
– Zo niet?
– Schieten we je moeder overhoop.
– Ik teken niet.
– Jij je zin.

16.
Ze hadden erom gevraagd,
zeg nou zelf,
ik bedoel, we hebben die raketten niet
gebouwd voor het mooi, niet?
Nou, het is gebeurd.
Nog ‘n geluk dat we eerst waren.

17.
De stofwolken en de aardbevingen begonnen toen we
in een oude vissersboot overstaken naar Antarctica,
en nog voor we aanmeerden dreven dode dolfijnen voorbij.

18.
Het recht van de sterkste.

19.
We waren met z’n vijven.
Marjolein, Albert, Frans, Jenny, en ik.
Frans pleegde zelfmoord, nadat
hij mij had proberen te doden. Hij
dacht dat het gelukt was.
Marjolein stierf van de kou,
Albert en ik aten haar op.

20.
Blablabla

21.
Morgen schiet ik Albert kapot.
Jenny en ik,
Adam en Eva.

Coda:
De wind, de wind zingt het coda.
Ik versta het niet.
Ik kijk in de bevroren ogen van Jenny tegenover me.
Ik heb honger.

dinsdag 8 maart 2016

Pythia

Pythia


Heen:


Diep in trance in walmende
brandstapels van gisteren,
tussen pruilende priesteressen
in een irreëel Delphi
gedoopt in druilregen.
Ik staar in wijd open ogen,
lees en huiver in leegte daar.
Een eindeloze stoet fakkels
dwarrelt door het sparrenwoud.
Opgehoopt duister
benevelt het brein
en hevelt het zijn
naar louter ademhalen,
wervelend vervelend.


1: Kristallen sterren


O de dapperen,
zie hun verdorde ogen vallen,
nee-schuddende herfstbladeren,
zie hun droge lippen trillen.
Hoog boven hen glanzende zwaarden
aan lange, verwarde haren
van doe-het-zelf zekerheden.
... fallische symbolen, zingt ze.
Strakke, spontane, spartelende,
spartaanse wartaal...,
bevelend.

Kristallen sterren in de koepel
van een ijzig observatorium
verbergen hun starre spot
achter uitsluitend duister.
De bizarre, tijdloze herhaling
en ongerichte kritiek
verdringt een ontspoorde geest
los van het stof,
verkruimelde sarcofaag.
...aangepaste klimaatregeling,
niet louter functionele kamerhoge ramen,
doorleefd maar niet rustiek...
Tijdloze wartaal.
Wat wil het geval: verval?
Na de hersentransplantatie
in rokend zweefkruid
eindelijk weer een vers lichaam:
[Kijk, blinde!]
de reïncarnatie van de vos Reynaerde,
de reine aarde stelend!


2: Een loodzware beker


O de dapperen,
hun horde familieleden eensgezind bijeen,
wenend in het drijfzand aan bemoste voeten
van verbrokkelde standbeelden,
op het Plein van de Lachende Stilte.
Ik noem naar naamloos
en zij reciteert:
... huiverend om huilende honden
en stroopdruipende verkeersborden,
onbegrepen signalering,
achter lege warenhuizen van idealen
en verlaten stegen van gewoonten,
jukbeenderen trillend
en vingers strelend...

Boven spatten wolken uiteen
in schel ochtendlicht.
Op de rails treuzelt een trage trein.
Brillenglazenviswagons denderen heen en weer
over vergissingen en wissels,
lachen opgewonden onder elkaar
als een school op excursie
met geen enkele bestemming.
... warme grandeur achter de voordeur,
intieme natureltinten van het
visserskrukje met geitenhuid,
een samenhangend kleurenpalet...
Hardstalen wartaal.
[Luister, dove!]
Ik dwaal door de opvallende gaten
in de ver versleten werkelijkheid
en doe mijn best de blinde paarden
van zinloze woede te ontwijken,
met omhanden onzeker omklemd
de loodzware beker
van een doelloze ochtend.
het gif helend.


3: Schitterend parelbestek


O de dapperen,
bungalows op zachtgroene heuvels
van monstrueuze vergissingen
kijken zonder veel belangstelling op me neer
en het schitterende parelbestek
van hun kleine dagelijkse overwinningen
druipt als vloeibaar glas van hun handen.
Aderen zwellen op in de gloed
van hun bevroren licht,
de waarheid ontstijgend.
... koperkleurige accessoires,
zwarte gebrande graniet, Zimbabwe Black...
Na voldoende zelfmoordpogingen
uit tragische traditie ontstaan,
tranen van winterochtenden
wanhopige waarschuwingen
tegen sloop en onttakeling
van de regenboog diep in hen.
Dag na dag
worden nieuwe bedden door nonnen opgemaakt
met tot in de poriën gewassen handen
met bloedstollend schone nagels,
wat hetzelfde nuttige effect heeft
als verlopen adressen in vergeelde agenda’s.
Geteisterde zintuigen
popelen bloedkloppend en machteloos
in alle cellen,
dag na dag,
in elektrische kachels, straallampen, en
de aderen zwellen, trillen.
En wat dan nog?
Het onderwijs onteigent.
... de oorspronkelijke vonk stonk daarom,
volgens de Enkhuizer Almanak,
deze nieuwe, terwijl de oude geheel
vervalt...
Het onderwijs onteigent bedreigend.
... reusachtige minotaurus snuffelt, knuffelt zacht,
snuift zacht en wuift zacht met zijn oren...
Open de deuren wijd,
de deuren van het begrip, onderscheid,
eveneens de ramen.
... andermaal heeft de zesdaagse-keizer het ijzer
gesmeed terwijl de grote wijzer
nauwelijks van plaats veranderde..., hijgend.
Het onderwijs naar boven neigend,
en verdelend.


4: Broodje cervelaat


O de dapperen,
in de verwaaide spiegel van de rivier
barsten schitterende toekomsten uiteen.
De dood roert in de brouwsels van het heden,
grijnzend, doodshoofdlachkrijsend met
gonzende-bijen-ogen als een open wit balkon,
daar dralen de wolven
aan de wijkende bosrand,
terwijl de delinquent in de cel van het heden
zijn / haar broodje cervelaat nuttigt
nuttugt nut tucht...
Ruiten gebrandschilderd
met vastomlijnde kerkdoolhoven
worden in een spectaculair spectrum
aan ontelbare diggelen gegooid
door een onschuldig vandaag.
... als eyecatcher, stijlvol
en authentiek chic in uw poolhouse
met gerecupereerde breukstenen
uit de Dordogne tussen het eiken gebinte...
Allemaal wartaal.
... net zo goed wil de heer des huizes
zich hier even terugtrekken met
een sigaar, of een degustatie organiseren
voor vrienden...
... een klein shotje gelukshormonen...
Het witte zinkende schip
in een baai van vastgeroeste gewoonten
schetstrekt een voren door schuimende golven
van dagelijkse angsten
en schreeuwende witte meeuwen
bestrijden elkaar de gevangen vissen,
niets verdelend.


Ondertussen:


Jij, bleek, bij de piramidetempel,
wacht aan het tastbare einde van mijn
sneeuwvlokkenregenboogfantasie,
terwijl wolven je omcirkelen
en je rilt in de bontkraag tussen jou en de koude.
De wilde sneeuwjacht buiten
rukt machteloos aan je bewustzijn,
mijn brein siddert heen en weer,
vermoeid, hijgend, wachtend,
terwijl de paria krijst,
gehuld in hallucinerende oleanderrook
en onderwerelddampen.
... nostalgisch gezellig en nooit oubollig!
Een gestylde huiskamer in een luxeresort
vol deco-ideeën voor een behaaglijk effect,
conceptual design en ambachtelijk maatwerk,
onconventionele objecten uit
vervlogen tijden...
Prullaria.
Ik noem haar Maria.
Ik noem haar stammoeder in haar nadagen,
die stamelstem in wisselmasker,
recht in de leer... ik heb
een afspraak na te komen.
Geef me tijd.
O de dapperen!
Hun bungalows op de heuvels zacht,
ver van alzijdige fronten.
Daar tussen de roodleren armchairs,
in wisselende coalities en achterkamers,
alles overtollig,
daar is het warm, daar is alleen nieuws
trillend op de color television set:
beelden, verbeelding, illusie.
.. je stekje vinden. Net dat tikkeltje
meer uitstraling...
... multidisciplinaire, rauwe
mindfulness in dikke lagen...
[Ruik, voel, tast toe, slaaf!]
Geruststellende diefstal
van denkbeelden, elke dief
onteigeningen en misdaad-
berichten doorspelend,
niet beoordelend.


5: Wil die meneer even opstaan?


O de dapperen,
hun schokkende eenzaamheid frustreert.
Alles waanzinnig echt: dat moet teleurstellen.
Er is een duidelijk waarneembare bomenrij
langs een hellende landweg vóór me.
Mijn schrijnende ogen rood omrand wit,
of is dát nu zo'n ondergaande zon
waarover ik hoorde in de cellen...
De Melkweg kantelt langs de horizon.
... wil die meneer...,
Wat is nog eigen,
wat een ervaring,
een gebeurtenis,
een herinnering,
een droom...
Ik kan alleen navertellen.
Ik zie overvolle huifkarren
en uitpuilende containers
over de golvende landweg,
strompelend door ochtendwouden.
De damp van een trage rivier
belemmert het uitzicht
op heksenverbrandingen
en rokende ruïnes.
Streel de horizon.
Wat is een droom.
Help me.
... wil die meneer even opstaan?
[Denk, holhoofd!]
Ik probeer mijn geografische ligging te meten,
mijn dagen te tellen,
schud en herschud kaarten
en bepaal mogelijke paden in het doolhof
van weilanden waar ik dwaal,
verbaasde zintuigen troostend
met jouw gezelschap.
Wil je op me wachten.
... wil die meneer even opstaan,
ik wil zien:
de kleur van uw ogen,
de mate van uw glimlach,
de diepte van uw voorhoofd,
de toekomst van uw heden,
de ruimte en tijd van uw bestaan...
Ik noem haar waarheid,
ik noem haar wanbeleid,
zij kijkt me aan,
geamuseerde verbazing spelend.


Terug:


In de regen
langs een naamloze snelweg
liftend naar nergens,
op de uitrit van een benzinestation
in de buurt van een viaduct:
jouw hand op mijn schouder,
je glimlach warm om me heen.
Het dagverkeer vult een zwerm.
Ik noem je liefde.
Chaos vond een bedding
in de zekerheid van jouw bestaan.
Je hielp me,
... omarm me, omarm me...,
kwam me halen toen ik in mezelf
lag te staren in de berm,
en nu sta je naast me,
zinnenstrelend.

De toekomst veranderde niet
door mijn kennis ervan.
Wat ik zie leeft,
is wat ik bescherm.
Jouw gezelschap dringt tot me door
in toenemende warmte.
Je stem, troostende leegte,
bracht me rust,
in de regen,
langs elke snelweg,
eindeloos helend.