donderdag 26 april 2018

Armslag

Armslag


Hier sta ik,
heiden op de heide
met een mond vol bloemen,
kiezels, aarde.
Wat ik zie
keer zich naar mij,
armlastig van geest
en niet te bereiken.

Strofen als
aangereden valwild
op een landweg.
Rampzalig
kijk ik weg,
mijn levenswil
gaat over lijken,

neemt een aanloop,
negeert aandachtig berm
en grijpend gras,
wil en gaat opstijgen.
Ja, even nog, ja!
Los.

Ik heb het nakijken.

dinsdag 24 april 2018

Sporen zoeken

Sporen zoeken


"Lauw. Heel lauw! Koud!
Niet die hersens. De warmte
wortelt dieper, verder weg."
Ze giechelde. "Niet voor niets
al die ribben, bewakers van het hart,
waar de liefde ontspringt, opwelt, ontsnapt.
Zucht eens diep!"

Haar vingers dartelden
na een maand verkering, niet langer,
een ree over heuvels en valleien
van mijn lijf, kietelden,
zochten, vonden, hoorden dan
de hartenklop, dat najaar.

Sporen zoekt iedereen,
jagers, herders en landbouwers.
Stiksel in haar zakdoek,
uit dat eerste seizoen samen,
in een plakboek. Tatoeages
op het geheugen smeulen, leven nog,

en dit zal ik nalaten, as in de urn:
nog elke nacht de reuk van
lichaam, parfum, zweet, regenwater
op haar wollen jas. Ik moet verder,
me redden met een spoor dat verregent,
verwaait, vervliegt, en
over dit papier liep.

zondag 22 april 2018

Pauze

Pauze


In de carport
staat de hatchback
afgetankt gereed.

In de koelkast
ligt kipfilet en prei
te wachten.

Het dagblad
heeft nog pagina's
ongelezen nieuws.

Haar handen
rusten op tafel.
Elk moment, nu,
opent een gebaar
het volgende
uit het vorige.

woensdag 18 april 2018

Het potlood


Het potlood


Een volbloed potlood
voltooit een kuur
in een heksenkring,
de voltige volleerd
en onvoldoende.
Het leert nooit,
dat dier in mij.

Een verbond
van tuig
in deze natie
waarin ik
in tijd beperkt
rusteloos huis
en ongewenst.

Een gedwongen verblijf,
de detentie draaglijk,
de diepgang
die van een blad papier.

Een kongsi
van criminelen
omringt de piste,
de boksring,
welvarend.
Hun applaus begrenst.

Onvolledig, onvolkomen,
een vondeling
korter van stof.
Het blijft tekenen
en woorden verzamelen,
dat kind in mij.

maandag 16 april 2018

Thuisloos

Thuisloos


Ik verlaat het huis
zonder deur of raam
te gebruiken.

Wat is het voor zintuig
dat herinneringen
laat opwellen
waarheen ik ook reis.
Hoe kan ik het dimmen,
uitzetten, afsluiten.

Een visnet overvalt,
beperkt, omklemt.
De melkweg tolt,
mijn huis staat stil,
er beweegt niets meer.
Later vanavond
hervindt leven wat smolt.

Een karavaan
vertrekt
in willekeur
en ik haak aan,
reis mee
in de laadruimte.

dinsdag 10 april 2018

De steen

De steen


Hij herenigde
broekriem met pantalon,
pantalon met benen,
en schoenen
met de voeten
die hem droegen.

Zijn mond
vormde het gebaar
voor 'glimlach',
zijn ogen niet.

Hij wachtte beneden
op zijn vrouw.
Dat was nog alles
wat hij deed,
wachten.

Staar op hem neer
beregende standbeelden
en blijf zwijgen,
onwetend.
Uw blik stenigt me,
mogelijke zoutpilaar,
rots in wording.

Erkenning onbereikbaar,
herkenning al voldoende.
Kom tranen, breek
deze steen
in zijn hart.

vrijdag 6 april 2018

Soms onderweg

Soms onderweg


zie ik haar
door de voorruit,
hoe ze lachte aan de bar,
haar stem
en glimlach naast me,
al keek ik niet.
Opletten.
Aanschuiven op de E19
bij Brecht
richting Antwerpen Noord.

Soms onderweg,
ook overdag,
die bloedende wond.
Haar lach, aflach, aflag, afslag rechts, oké.
Haar arm op de mijne
in de kroeg
elke donderdagavond,
onderweg in me,
nog steeds.

Op de A12 bij Ekeren
alweer file.
Zouden al die chauffeurs
hetzelfde zien
en de stremming veroorzaken?
Zonnebloemen
in de schaduw,
tot aan hun bestemming.

donderdag 5 april 2018

Velen met mij


Velen met mij


De cafés staan weer
waar we ze achterlieten
vannacht,
en nog steeds
hoor ik geluiden.
Nog steeds ook
verandert de horizon
in toenemend tempo,

en velen
luisteren en kijken nu
met mij.

woensdag 4 april 2018

Het landschap dat ik werd


Het landschap dat ik werd


Rivieren ronden singels af, tekenen
omgeving en omtrek van het ommuurde
Breda in cirkels. Loze afwering tegen vijanden
die later al binnen bleken.

Paarden laten zich dresseren en draven
over straten en stegen. Weekmarkten
en stadsparken hullen zich in hun dampen,
geuren en hoevegekletter.

Beslagen wielen van het geschut ratelen
en wiebelen over kasseien, trams en rijtuigen
doorkruisen de vesting in vier windrichtingen,
vullen verlangens en wekken hoop.

Het werd nooit een eiland. Kazernes
en fabrieken kwamen en gingen, de buitenwereld
won, overweldigde bevolking en toekomst,
was welkom binnen kasteelmuren en stadswallen.

Mijn vingers traceren rivieren
over een landkaart met purperen heide
en meanderende Mark, Aa of Weerijs,
en die streling verzacht wonden
tot het landschap dat ik werd.

Geef alles namen


Geef alles namen


O kom
laten we
ons verzamelen
hier in de dag
en elkaar
namen geven.

Een uitgestoken hand
als houvast
in de schaduw
van vriendschap
als de zon
van eenzaamheid
alles brandt
tot pijn.

Ik sta hier
in mijn kamers
en het open venster
kijkt me aan.

Ik wou
dat jij
nu bij me was
waar dan ook
en mijn ogen sloot.

O kom
hier in de schaduw
in elkaar
en geef alles
nieuwe namen.

zondag 1 april 2018

Draak in rust

Draak in rust


Is het einde inzicht
of blijvende verbazing?
Ik klauwde naar verlossing
en vond de draak in mij.

Ik werd de draak,
overwonnen.
Contactloos,
vrijwillig afzien.
Wat ik ook zeg,
ik blijk onbeperkt
en tegelijk eindig.

Niets kon minder,
maar het viel van me af,
de komende dagen.
Die gingen bleven,
lege
gaten in mijn schubben,
veren, huid.
Alomtegenwoordige
afwezigheid.

Een rusteloos tasten
van zintuigen,
zenuweinden en hersencellen
naar vertaling.
Geen vermoeiing maar vermoeden.

De draak gloeit, smeult na,
hijgt met slechte adem,
wakkert het vuur aan,
net genoeg.
Ik ga vlammen.