donderdag 31 december 2020

Verlichting

 Verlichting

Hoe herkenbaar vreemd.
Een verzonnen profeet,
spotprent des aanstoots
in benarde sociale controle
bracht vrede noch verzoening
en het samenkomen
in bijbelvaste bidschuren
voor een vastgenagelde godenzoon
bracht genezing noch verlossing.
Eenmaal een kudde houdt de mens koers
en wordt moeilijk opvoedbaar.

Hoe je in Hamsterdam
de dans ontkwam
achter winkelwagens
zonder fietsbel
in een kronkelende file
door de buurtsuper.
Koopgoten liepen leeg
in online riolering.
Een losgeslagen bestuur
sponsort gastlessen
in lachgasflessen.
Een gehoorzame menigte
wurmt en krioelt maar.

Hoe rochelende beademing
smaak en geur verdampt
in welgemeende smetvrees
en goedbedoelde quarantaine
waarin de naastenwarmte
afkoelt achter schermen
en diepvries protocols.
Iedereen test iedereen
en drukkende doodsgeur
maakt alles vloeibaar.

Hoe zeepbelbubbels
zichzelf vermenigvuldigen
en kunstmatige bevolking
meedobbert als ballonnen
op elke gespuide mening.
Hoor, ze zingen hun aerosolen
benard dicht om elkaar heen
tussen omhooggevallen bestuurders
die zich verschuilen
in luidkeelse persbijeenkomsten
achter opgedrongen enge wetgeving,
bovenal uitvoerbaar.

Hoe solidair voelt wanhoop
en opgeklopte paniek
na voortdurende knuffelnood.
Het idee overheerst de zingeving,
het wetboek de menselijkheid.
'Wij hebben toch niks gedaan.
Het is onze schuld toch niet?
Van alles is weer waardeloos!'
roepen stemmen op lege straten
en gedoogde demonstratiepleinen.
Ondertussen zweeft de hoogste ambtenaar
steeds losser van de kiezers.
Is Willem Alexander
wel medestander van de Nederlander?
Nee, ik bedoel maar.

Hoe zin en betekenis leegstromen
in medische slangen en tubes.
Een brief die ik nooit las,
wat zij nog wilde zeggen.
Haar vingers telden de mijne
als een rozenkrans,
hart op hart anderhalve meter
in het verzorgingstehuis.
We lieten elkaar gaan
en het werd weer licht.
Ik was de handen keer op keer
maar het afscheid blijft voelbaar.

vrijdag 18 december 2020

Het sluiten van ramen

 Het sluiten van ramen

Open ramen.
Er loopt een dame door de tuin.
Het gras is geschoren
behalve aan de wortels van de bomen
waar de machine niet goed bij kon.

Het ontbijt
was wat het was.
Mussen tussen bladeren
horen de dame naderen,
voorbijgaan, en verdwijnen,
en dat stoort hun zingen nauwelijks.
Waarom zou het ook trouwens.

De geit bijt aan de ketting
en niemand reageert.
De zon is in de wolken
tot laat in de morgen
het raam wordt gesloten
wegens afwezigheid,
wegens een sterfgeval
en omdat iemand het gesloten wil.

De warme maaltijd
wijkt niet af.
Op schema verschijnen
de konijnen. De gordijnen
blijven echter open
omdat weer iemand anders
naar de vogels wil kijken.
We vragen ons af
waar de dame bleef en wachten
op de dagelijkse dosis visite

en het avondmaal.
Het wordt te vroeg donker.

maandag 23 november 2020

Steeds meer spaties

 Steeds meer spaties

Juist
wat ik niet begrijp
is wat ik grijp
wanneer ik grip
op herinneringen
zoek.

We reden door regen
in verdwijnend landschap.
Stilstaande havens,
dalende dijken
en opkomend kwelwater
onder overwegend wolken.
Wazige impressies
kunnen scherp aanvoelen.

Het werd vanzelf later.
Ook de voorruit werd gewist
en we wezen elkaar
op wat er niet meer was.
We wisten dat alles
horizon zou worden -

de verhalen, zinnen,
woorden, leestekens
en steeds meer

onbereikbare spaties.

vrijdag 20 november 2020

Een bestemming

Een bestemming

Ik ken een serveerster
in een andere stad
die altijd blij is
als ik haar opzoek
of overtuigend doet alsof.

Deze volle dagen hier
brachten me lege nachten.
In een droom geboren
ga ik slapend ten onder.
Ik weet met ogen dicht
elke muursteen te plaatsen
en verplaatsen, de slang bijt
in haar eigen staart en wegen keren.

Ik denk dat ik mijn spullen pak
en er een paar dagen
tussenuit trek. Ik roteer de zandloper.
Niets klopt hier, niemand gaat me missen.
Uurtje treinen, bus.

Zou ze daar nog werken?

donderdag 29 oktober 2020

Onrustgeving

 Onrustgeving

Afgezien van mededogen
en barmhartigheid,
empathie zelfs,
is begrip mogelijk?

Verschroeide zielen
smeulen na.
Zerken verbrokkelen
gebeitelde namen.
Er vallen diepe gaten
in schrijnend ontbreken.
Verlaten woorden
worden geblakerd
door de waarheid
die op afstand, als de zon,
voorbij raasde.

Het verblindt,
woelt, schreeuwt
en houdt niet op:
onrust bezit
en beheerst.
Iedereen afgezonderd,
niemand uitgezonderd.

En ja,
begrip is mogelijk.
Wij zijn allen
stuk voor stuk
nabestaanden.

donderdag 22 oktober 2020

Ontvangstruimte

Ontvangstruimte

Haar haren
geuren naar aaien
en haar hal en zithoek
naar gemalen koffie
en troostkoek.

Je groeit
onder haar blik
en luisteren.
Je ontwart een storm
en wilt al terugkeren
nog voor je vertrekt.

Alsof je koud
terugglijdt in je moeder
en opwarmt.

dinsdag 20 oktober 2020

Moed moet

Moed moet


Ja, ik heb moed,

gelijmd uit scherven,

breekbaar maar ervaren,

want ‘Moed moet’,

waarschuwen hulpverleners,

zorgzaam onverwacht.


Tussen die andere vluchtelingen

schuilend onder lekkend tentzeil

en bestormde hemels,

herinnert huilende honger

aan mijn horizon,

die nog geen wonder bracht.


Wij schuiven bijeen

rond een stervend kampvuur

en vergaren onze moed,

want ‘Moed moet’,

zingt elke poliep politicus

die hier niet overnacht.

woensdag 7 oktober 2020

Op de teller

 Op de teller

Mag ik toch hopen dat de tijd sneller gaat
Zuchtte de voortvluchtige desperado
Na wat er totaal al op de teller staat

Zoals de gelovige de hel verstaat
Een tollend vuur, een duurzame tornado
Mag ik toch hopen dat de tijd sneller gaat

Als de telefoon van een beller gaat
En doneert, zing ik do re mi sol la do
Na wat er totaal al op de teller staat

Het Higgs-partikel in de versneller staat
Vast als pit centraal in een avocado
Mag ik toch hopen dat de tijd sneller gaat

Voor goud arriveerde Cortez wel te laat
Desafinado op jacht naar Eldorado
Na wat er totaal al op de teller staat

Vindt de wanhopige doemvoorspeller baat
Bij ervaren raad van een pensionado
Mag ik toch hopen dat de tijd sneller gaat
Na wat er totaal al op de teller staat

woensdag 30 september 2020

Boswandeling

 Boswandeling

Niet langer
word ik herkend:
heb ik nog wel
een binnenkant?

Dagelijks tel ik tanden
en ledematen.
Dovende fakkel.
Ik ben nooit te laat
want ik leef nog.

Dat is wat rest:
houdt mijn harnas
anderen buiten
of mij binnen?

Op een stam
ervaart een eekhoorn
het zonlicht:
ongerichte zingeving
en sluikreclame
zonder antwoorden.
Het bos en de stad
groeien door
zonder mij.

zaterdag 26 september 2020

het doel van de duif

het doel van de duif
(Onder de duiven V)

elke vleugelslag telt
je bent nog niet dood
hoger dan deze heuvels
steden rivieren
snel je, hartenklop
herhaal jezelf
(ken je woorden
val naar de horizon
vergeet elke boodschap

je draagt in je
(weeg je woorden
het verlangen naar
een terugslagloos afscheid,
een vertrek zonder weerga
een heen zonder terug

achter je
wijkt het verlaten thuis,
tussen talloze andere
aangelengd
(tel je woorden
het vertroebelt verdunt
lost het verleden op

een oceaan van daken
waar te landen?
ook waar je nu woont
gekooid, geringd
wijkt de schaduw van heimwee
niet van je schouders

het doel
een vertrek dat niet terugkeert
de honger blijft hangen,
overal kom je jezelf tegen,
vooral in anderen
alle wegen leiden naar jezelf
(laat je woorden
achter,

los

vrijdag 25 september 2020

De planning

De planning
(Onder de duiven IV)

Er blijft altijd iets te doen, dat is waar.
Doe dat nu even niet.
Werp die jas af, trek die schoenen uit,
neem de tijd en ruimte
en je woorden zullen
            terugkeren
alsof zij nooit verdwenen waren.

Die stoel werd getest en goedgekeurd,
je kunt erop zitten, niemand zal je
            lastigvallen.
Verwacht geen bezoek,
plan geen fietstocht, rondvaart,
alles gaat door ook zonder jouw aandacht.
Let op.

Het V-teken, de duim, het kruisteken,
de opgestoken middelvinger -
in hoc signo vinces, in dat verzet.
Een planning is ontspoorde ijdelheid
en laat je missen
wat je nooit bezat.

Snel,
noteer wat de postduif
in haar koker meebracht.
Nog een, twee, bijna drie
pootafdrukken voordat zij opstijgt
in het niets en ons leeg
            achterlaat
met enkel doorgehaalde,
gewiste zinnen.

Zij verzwijgt waar zij was, wat zij zag,
ook de tranen.
Vergeet haar zwiepende vleugels,
de gesel die niet opvoedt maar africht,
negeer de horizon waarachter zij
            verdwijnt,

waarachter wij verdwijnen
uit het hier en nu
en nooit terugkeren.

donderdag 24 september 2020

Vader wordt duif

Vader wordt duif
(Onder de duiven III)

Vader klaagde over ademnood
en woekerende moeheid.
Hij bleef maar verkouden en grieperig,
schraapte vergeefs zaagstof en vocht op
uit verkleefde longen
Hij kon niet meer in één keer de trap op,
moest halverwege rusten.
Hij weigerde de huisarts te raadplegen.
'Aanstelleritis,' had hij steeds geroepen,
'gewoon een verkoudheid.'

Rond een middernacht schoot hij wakker,
en sloeg hij als een opvliegende duif
wi-wi-wild om zich heen, om op te stijgen,
te vluchten, ontsnappen uit zijn bed,
zijn plakkende beklemming,
weerhouden door klamme lakens.
Ineens viel hij neer,
staakte hij zijn verzet,
tam, vleugellam, overladen
en schielijk overleden.

Hij gaf de geest.

woensdag 23 september 2020

Vader bevrijdt de duiven

Vader bevrijdt de duiven

(Onder de duiven II)

Vader verloor zijn ziel na de verhuizing van dorp naar stad, zonder duiven om te melken, zonder land om te bebouwen, met een terras ‘waar je overheen kunt pissen’ en een fietsschuur ‘waar ik m’n kont niet kan keren’. De verkoop van de houtvoorraad, machines en vooral van het perceel financierde het pensioen.

Het was een zwaarbewolkte dag, maar het zou droog blijven op de bevrijdingsfeesten in het stadscentrum. Wij stonden op het schuurdak en inspecteerden de verse afdekking. Ik rook teer, konijnen en zware shag. Vader droeg een kaki stofjas met geruite pet en zo was hij weer de vader uit mijn jeugd, niet de onbekende nette heer die hij van moeder worden moest, zonder wijsvinger en pink links,
met de geknakte rug
van een ontwortelde gebochelde.

Hij schouwde de wolken nog elke zondag naar passerende postduiven. We keken zwijgend toe hoe vuurpijlen opstegen,
pal onder de wolken ontploften
en als tongende vlammen neerdaalden.
'Houdeng: wachten. Noyon: 7 uur gelost',
imiteerde ik in die geest.
Hij trok zijn mond scheef, rochelde
en spuwde in de brandgang.

'Dat is voorbij, jongen.
Ze zouden de weg niet meer weten.
Ik heb ze verkocht,
ze zijn alleen nog goed voor de fok.
Ze willen terug naar mijn hok
en dat is er niet meer.'
'Nee.'
'Ik mocht ze tijdens de bezetting
ook al niet houden, de Mof meende
dat ik er berichten mee zou verzenden,
voor het verzet.'

Ik bekeek struiken, heggen,
buxus, heesters, olijfbomen,
bramen, rozen en lelies
rond gazons en fietsschuren.
Nergens konijnen, kippen of duiven
opgesloten in kooien.
Moeder stond op het balkon.
'Moeder staat op het balkon, vader.'

dinsdag 22 september 2020

De duiven verlaten vader

De duiven verlaten vader

(Onder de duiven I)

Vader timmerde een duiventil op de houtzagerij en kalkte die onbesmet wit. De toegangsladder werd na elk gebruik weggezet om ratten en katten te weren. Een dozijn doffers, broedende duivinnen en piepers. In zonlicht stonk de duivenstront tot in moeders keuken.

'Kom! Kom-kom!' lokte vader,
als Sint Frans de vogels paaiend:
'Kom-kom! Kom dan, kom-kom!'
Hele zondagen stond hij daar hoopvol te wachten als Noach, te fluiten op zijn vingers, te rammelen met een mandje maïs, lijn- en kool­zaad, de wolken te bestuderen als een augur met de constateur van postduifvereniging Pro Patria gereed.
'Kom! Kom-kom!
Maar kom dan dedju!'
Niet alle duiven keerden terug.

Ik noteerde van de draadomroep hoe laat de ingekorfde postduiven gelost waren. 'Quiévrain wachten, Houdeng wachten. Dourdan, Étampes en Noyon gelost zeven uur precies' Vader liet zijn geringde blauwbanden en geschelpten lokaal, midfond of vitesse vliegen, en gokte op zijn poulebrief. Hij had ooit twee bokalen en wat geld gewonnen.

Bij het wi-wi-wiekend opvliegen klonken zweepslagen, tromroffels, en urenlang klonk hun koeren: 'Roekoe-oe, roekoe-oe.'
Ik zag vanaf de houtwerf hoe het klad rondvloog, uit elkaar spatte en elkaar weer opzocht, eindeloos, tot de tuimelaars vielen op de klep of op vaders schouders en armen. Hun klauwen omklemden de stofjas.
'Kom! Kom dan! Vandaag nog!'
De thuiskomers volhardden in hun verzet.
'Hoe ben jij terug naar huis gekomen?'
snauwde hij dan tegen zo’n verlate minnaar,
'te voet zeker?'

Na zware inzet en verlies
aten wij duivenborst, een lekkernij
Een eierlepel past niet in een duivenei.

vrijdag 18 september 2020

De zware jas

 De zware jas

De tijd ontglipte mij en niets bleef vast staan
Achter een open deur vond ik geen doorbraak
Ik mat mij te vaak een te zware jas aan

Ik vulde mijn dagen met angst en argwaan
Verward in leugens van gevolg en oorzaak
De tijd ontglipte mij en niets bleef vast staan

Dwars en eigenzinnig bleef ik op pad gaan
En maakte ik van mijn ego een hoofdtaak
Ik mat mij te vaak een te zware jas aan

Wrikkend aan dat web kon elk gif me lamslaan
Kwam ik niet toe aan een grondige schoonmaak
De tijd ontglipte mij en niets bleef vast staan

Aan bevrijding moest reiniging voorafgaan
Zag ik in uit schaamte en niet uit grootspraak
Ik mat mij te vaak een te zware jas aan

Ik liet alles los en verliet die achtbaan
Verloor dat valse ego in een plofkraak
De tijd ontglipte mij en niets bleef vast staan
Ik mat mij te vaak een te zware jas aan

dinsdag 8 september 2020

Slaapstand

 Slaapstand

Dit is het voorwoord,
nog voor de eerste adem,
en niet nodig.
Kus de aarde,
hongerworm.

"Hou me tegen zonlicht
als een glas water", zegt zij.
"In slaapstand,
in het water
waarin je jezelf
onderhoudt."

Dat wil hij niet,
hij wil dat zij
in hem loopt
als in een donker woud,

waar het licht
zou moeten zijn
en elke boom
op de enig juiste plaats
staat en wacht.
Hij wil alles van haar weten.
Elk woord hierna
overbodig,
zonder waarde,
voor de vorm.

dinsdag 18 augustus 2020

Oude man

 Oude man

Een trage wijn, deze dood.
Het gesprek stroomt langs me heen,
een menigte woorden.
Voortdurend vermindert
mijn aandacht.

Er is niemand om tegen te praten,
behalve ik zelf dan,
en ik heb alles al eens gezegd,
of verzwegen.

Een vlieg in barnsteen,
dansend in het glas van mijn dagen;
herhaling verdooft de pijn.

vrijdag 7 augustus 2020

Onbekend

 Onbekend

Laat dit
de som van mijn uren zijn:
het kloklicht,
het rustgebrek,
de reistijden en rijstijlen.

Over alles heen:
de melk van berusting,
machteloosheid,
lege handen en misverstanden,
vorderingen en verdringingen,

geremd, gestremd en gedempt,
eindelijk ontketend,
pijnlijk getekend,
ontbrekend
en onbekend.

vrijdag 31 juli 2020

Wat ik doe

Wat ik doe

Ik weet niet
wat ik doe
of ik het goed doe
        het goed doe

Ik kom nergens meer
Zij lijkt het te verwachten
te eisen zelfs
haar onderdanigheid
Het is hoe ze is afgericht
in haar jeugd
Ik wil het niet
Ik weet niet
wat ik doe
of ik het goed doe
        het goed doe

Ik kom nergens meer
Een compromis
ver van de warmte
van vrouwen, deze
these antithese synthese
Alle zelfgezette vallen
gaan af     Een lijmtak
waardoor je niet meer herkent
wat je vasthoudt
Een land van herkomst
dat je achtervolgt
Ik weet niet
wat ik doe
of ik het goed doe
        het goed doe

Ik weet niet
wat vals of waar is
twijfel of status
voor niets en gratis
of dat een bezwaar is
charlatan en goeroe
religie en voodoo
slaaf en Zoeloe
huidskleur en bloedgroep
de waarheid een koevoet
Tutsi en Hutu
wassing en woedoe
in water, de oersoep
waar ik mijn doel zoek
en of ik het goed doe
        het goed doe

Ik kom nergens meer
en droom van een huis
een te groot huis dat opent
en opent
deur na deur
gang na gang
kamer na kamer
en het openen zal niet stoppen
        dom man, dom man
Ik weet niet
wat ik doe
of ik het goed doe
        het goed doe

Ik kom nergens meer
en word geduld
met leegte gevuld
en suf geluld
        dom man, dom man


Ik weet niet
wat ik doe
of ik het goed doe
        het goed doe




Ik kom nergens meer

woensdag 22 juli 2020

Waterpeil

Waterpeil


Het waterpeil is gedaald.

Had ik maar


meer aandacht besteed aan de droogte,

beter gelet op de kerende seizoenen,

de tuimelende sterren,

was ik maar


in de regenwolken

hoog in de bergen gebleven

tussen mensen die me kennen,

had ik maar


de navelstreng doorgebeten

van een traag bestaan

met overbodige bagage,

had ik maar


meer gesmeekt en gevloekt

om alle keren te vergeten

dat zij naar me toe kwam

en me afwees,

niet wilde.


Het waterpeil is gedaald.

Hoe snel stroomt het,

met kolkend sediment en slib

van tenen tot knieën.


Die slepende stengels

en snijdende bladeren

van het oeverriet,


hoe aandoenlijk breken ze af

in de stroom

een voor een.

donderdag 16 juli 2020

Laudate publicum

Laudate publicum

De testpiloot, ik dus,
springt en duikt
een gat in het bergmeer
in de vorm van een engel.

U hebt me gekust zonder liefde.

Judas, dat je puur
voor het gemak koos!
Een minpunt.
Je bent niet echt dakloos
maar verslaafd
aan de open sterrenhemel
en alle mogelijkheden
zodra je de ogen sluit.

U hebt me gekust zonder liefde,
net voordat mijn pad
die bocht nam en me achterliet,
net voordat de deur dichtsloeg
in een windvlaag,
een hinderlaag, thuis.

Thuis.
Thuis?
Thuis is waar ik nooit was
en waarheen ik
altijd onderweg bleef.

U denkt dat u me kent,
of misschien herkent?
U hebt me gekust zonder liefde,
en dat meer kent bodem
noch applaus.

zondag 5 juli 2020

Welk raam van het Amphia ziekenhuis

Welk raam van het Amphia ziekenhuis

Na het bezoek te voet
retour parkeergarage.
De afstandsbediening
vindt de auto terug
op de eerste verhoging
dicht bij de poort.

De verdieping zit in het omzien
naar die verlichte ramen
achter ons, en was het nou
op de eerste of de tweede of.
Een loslaten, afscheid nemen.
Hij was nodig, deed ertoe.

Na de welkome beloning
van AOW en pensioen
weer zo vol plannen,
meer dan toen hij werkte,
de caravan, die camping
bij dat Bretonse strand.

En dan die ontkroning,
vrijdag dertien maart.
De afdeling achter me
dempt de verlichting,
verduistert raam na raam
hand over hand.

Afstanden verdiepen zich
als ik WhatsApp open
en de familiegroep inlicht.
Volgens Google Maps nog
35 - 45 minuten via de A58
naar Eindhoven-Noord

tussen onwetende akkers
en weilanden, langs steden
en dorpen die hem niet kenden,
en volgens mij nooit meer terug
naar hoe het was. Hoe hij was,
wie hij was. En nooit meer houdoe.

dinsdag 30 juni 2020

Glazenwasser uit noodzaak

Glazenwasser uit noodzaak

Ik zie haar
nooit anders
dan door vensters,
voorgoed van buiten af.

Wat is dit voor liefde,
een kogel die van kwaad
tot erger snijdt
met elk verzwegen woord.

Vanuit de beukenhaag
die elk jaar dient gesnoeid
door mijn handen

de geur van koemest
en vers gemaaid gras
in de afvalkist,
natte sokken in mijn klompen
en thee achteraf
in de keuken

waar ik haar zie
door de gesloten deur
van de onbereikbare woonkamer,
cool jazz achter een tussenmuur,
piano, sax, bas.

De maan schuilt in de vijver,
in de bloedwijn in haar glas
en in haar bril,
haar lippen rimpelen
om haar wijsvinger
terwijl ze mijn saus keurt.

De man in mij wacht af,
reinigt en droogt
zijn gereedschap.
Hoe krijg ik dit beeld
ooit streeploos gewist.

vrijdag 26 juni 2020

Het voorbijgaan

Het voorbijgaan

Elk afscheid
wist herinneringen.

Ook een onbemand verleden
blijft aandacht vergen
als een rake donderslag
hier midden op straat
boven wachtende riolering,
onder haastige wolken,

en je wist waarom
want net als al die
omringende muren en ramen
huilde je niet
zichtbaar.

Je liet het voorbijgaan.

woensdag 24 juni 2020

Inhalig

Inhalig

De vacatures maakten
de voorlopige minbuza
los van verlegenheid en zijn toekomst
welgemeend voormalig.
Vers van het mes,
levend gekookt,
onverdoofd gevild.

Zowel afstandsbediening
als gasaansteker bleven zoek
en buiten het ministerie
werd de najaarsbarbecue
uitgesteld, uitgestald, afgehaald, ongewild.

"Mag ik in je bloes
bij de tattoos",
fluisterde hij inhalig.
Zo doet het wild, zo doet de kip
zo doet de vis, zo de zatte zonnebloem
als hij uitgezongen is
en toch blijft opengaan.

Hij wordt opgetild,
afgesneden, afbetaald, ingehaald.

zondag 21 juni 2020

Een dichten

Een dichten

Tropische regens
en wassende zeeën
verweken dijken.
Herhaalde droogte
en mislukte oogsten
verdrijven nomaden
uit woestijnen.

Trekkers doorbreken
hekken en deuren
en weigeren te wijken
voor druk en belang
van de meerderheid.
Brandstof verdroogt
ook op de middenweg.

Woede regeert.
Knijp in dat licht
de ogen dicht
en zoek de hoogte.
Van al die ongelijken
doven beelden snel
op geabonneerde schermen
van plaatsgebonden kijkers.

Een vloed van ontlettering
en het eigen gelijk
zoekt de overhand. Wat blijft
is de bedreigde rede.
Een dichten
als gaten dichten,
breuken herstellen
en hopen dat het houdt.

vrijdag 12 juni 2020

Een woning

Een woning

Buiten de vierendeling
van seizoenen
wordt thuiskomen
een vergeten handeling,

een betekenis zonder
bekentenis, een loslaten
in een aanstromend
niets, een schrikreactie,
een schrijven

dat woelt en omspoelt
tot onder mij steunbalken
vermolmen tot wortels
en ik door en door uitgroei

naar een doorwaaide
en vooral verwarde woning
waarin alles thuishoort
wat niet zal blijven.

maandag 1 juni 2020

En weer terug

En weer terug

Nee, dan die op het station
met koffers en kennissen
en de groeten aan de familie en.

Nee, dan die in de warenhuizen
onder het glas
en bezet en.

En.
Dan nog.
Wat dan nog.

En de polder wacht
als een schone lei,
de dakloze zolder lacht
tegen mij
en spot.

Het is allesomvattend koud,
voel maar.
En.
En ook nog.
Deken, winkelwagen,
tassen, koelbox,
wanten -
en weer terug
onderweg.

En.
Weg.

zaterdag 30 mei 2020

Keeper of the Key

Keeper of the Key

I'm the Keeper of the Key,
Never mind my name,
I'm the very enemy.
Yes, I'm the Keeper of the Key,
I'm trying to catch me breath,
Life flows from under me.

One night a man ran up to me,
And begged me, 'Keep this bloody key!
Gotta split, too many enemies!'
When I looked, no one I could see.
The key looked hardly ever used,
I wonder why I never did refuse,
I kept it close, running through my days,
Changing my life and my ways.

A city's key, but where to begin,
Don't even trust your next of kin,
Find its gate, open its door,
Who knows what fortune lies in store.
I lost my job, my wife and kids,
They never understood what I did,
Sold my stuff, bought me a gun,
Spend nights and days on the run.

Here they come! Where can I run!
Who to turn to? What have I done?
I cried, but there just ain't no one
To let me in from the evening sun,
Where's this city and where its gate?
How much longer must I wait?
I spot this man right next to me,
'Hey man, keep this key for me!'
- And set me free!

I'm the Keeper of the Key,
Never mind my name,
I'm the very enemy.
Yes, I'm the Keeper of the Key
Trying to outrun my death,
Life flows from under me.

(From ‘On Schedule - Flyte’
Unreleased 2nd album 19810101)

donderdag 28 mei 2020

Goedbekeken beken

Goedbekeken beken

Ik zie kraanvogels
hun terugkeer repeteren
en ben weer ouder
dan de laatste keer
dat ik dat bamboeschilderij zag.
Ik wacht op de bami.

De zucht om op te springen,
zonder te weten
waar neer te komen
in een gouden zonsondergang
op het weekmenu.
Waar blijft dit alles
als ik er niet aan denk
en zal het branden stoppen.

Ik zing tegen je
over wat ik gegeten heb,
wat ik zag en hoorde,
waarheen ik reisde,
waarom ik terugkeer,
wat ik deed en vooral liet,
en verlies alle regels
op punten.

Met kroepoek, dank u.
Goud heeft alleen waarde
en geen nut, hield je vol
tot je het zelf geloofde.
In verf stolden de veren,
en elk jaar weer
keerden de kraanvogels
over goedbekeken beken
en overdreven wolken.

Mijn nummer
komt aan de beurt.

zaterdag 23 mei 2020

Beperkt gras

Beperkt gras

Een door vloed en eb
gewist strand wacht
op voetafdrukken.

Mafkees,
hoe ze je afwees,
pik je dat?

Sporen
die ik aflees,
getemd paard,

in gestrekte draf
naar de afwijkende
horizon
waar water en lucht
elkaar lijken te treffen.

Zonder planning
reis je verder
dan je dacht,
aan en af.

Die hinnikende lach,
haar manen.

En overal
beperkt gras.

maandag 18 mei 2020

Vluchtwegen

Vluchtwegen

De voegen tussen de dorpen
nog altijd voelbaar,
een macabere maquette
van goede bedoelingen, en planmatig.
Een herkomst als deze
laat littekens na in je dans,
beschadigt je gebarentaal.

Makke lammeren
wanen zich hier beschut.
Het plaatselijk schuttersgilde
overstemt gillende slachtvarkens,
de mest in dit nest verstikt
en dons klit aan je bezwete huid.
Deze nog-lang-geen zendeling
zwijgt zonder toe te stemmen.

Pijnigende woorden,
primitieve afweer,
schoten in omvattend duister
sterken je mening.
Bescherm die warmte
met een acceptabele glimlach
of geveinsde aandacht elders, en nooit matig.
Verander van onderwerp
als afschuw overweldigt.

Lik ‘s avonds je wonden
binnen die bebouwde kom
en organiseer steeds nieuwe
vluchtwegen.

zondag 17 mei 2020

Sint Dionysius en de intercity

Sint Dionysius en de intercity

(fragment Uit het Zesde Huis, 2015)

In februari 2013 wilde ik Carol Salomons uit Ginneken gaan opzoeken in de Gemeentelijke Gezondheidszorg Eindhoven (GGzE), de voormalige Rijks Psychiatrische Inrichting (RPI) aan de Boschdijk in Eindhoven, op verzoek van zijn broer Christ. Ik had op de website de bezoekuren van Carols verpleegafdeling al opgezocht. Mijn zus Laurie had zijn zus José als collega gehad in Etten-Leur en zo Christ ontmoet, na zeker dertig jaren, en Christ kende haar nog. Hij was de oudste zoon van voorheen bakker Salomons op de Ginnekenmarkt in Ginneken, Breda. Zijn ouders waren gescheiden toen Carol zes was en nog Karel heette. Zijn vader had de bakkerij verkocht, woonde bij zijn tweede vrouw en was, net als mijn vader, uit de kerk verbannen.
Carol werd geplaagd door depressies en drugsmisbruik na een afgebroken verkering, meteen na zijn coming out in 1974. Carol had Christ om mijn bezoek gevraagd, maar ik had het te druk, onderschatte de ernst van zijn verzoek, of verschool mij achter een combinatie van uitvluchten en kwam tot mijn schande te laat. Hij doodde zichzelf terwijl hij daar net drie weken intern was. Hij was nooit hersteld van de behandeling die hem in de jaren ‘70 in de RPI was toegevallen. De katholieke therapeuten maakten zonde van de liefde die hij voelde. De elektroshocks onder een voortdurende hagel van biechten en boetedoeningen doordrenkten Carol van zijn vermeende zondigheid. Hij leefde sindsdien van een uitkering en deed vrijwilligerswerk bij de Kringloopwinkel in Best, maar bleef extern onder behandeling. Medicijnen noch therapie hielpen voldoende, en diepe depressies bleven zijn bestaan ontregelen. Hij bleef zijn seksualiteit als afwijking en zonde zien, wat modernere therapeuten ook op hem inpraatten. Hij probeerde de trein van zijn ware aard voorgoed te stoppen en ging wijdarms op het spoor staan toen de intercity van Eindhoven naar Best op volle snelheid naderde. Spoor van vernieling. Zijn hoofd paste trefzeker in de kom van een koplamp.
Laurie had mij gevraagd haar te vergezellen naar het crematorium Rijtackers aan de Anthony Fokkerweg in Eindhoven. “Er waren er meer zoals gij in Ginneken, meer die daar niet ongeschonden vandaan kwamen, en dat moet ge beseffen”, zei zij in haar telefonische uitnodiging. Kort na de crematie sprak ik Christ bij de koffietafel, een nerveuze man. Zijn blik ontweek continu de mijne. Hij meende dat Carol na het schooladvies in het overgangsjaar van de Sint Gabriël school in Ginneken “van de rails was geraakt” – zijn woorden. Daar wilde ik niet zichtbaar op reageren, maar ik zag dat Christ zag dat mijn ogen heen en weer flitsten.
Hij vertelde dat in Carols kleding een groen stoffen builtje was aangetroffen. Daarin zat een dichtgevouwen gelinieerd Multoblad met Sint Helena erop geschreven, drie spijkers in een stuk hout en een beukentakje met bladeren, een haarlok in een envelop en nog een medaillon van de heilige, en een bidprentje. Zijn vrouw bewaarde het in haar handtas en liet mij lezen. Sint Helena, verhelpster van depressies, kwam uit York in Engeland. Ik bekende dat geneesmiddel niet te kennen en ik moest het maar van haar eens proberen. Niets helpt, maar het helpen helpt iets.
Het katholieke recept tegen hoofdpijn kende ik: een met regenwater doordrenkt lint met enkele blaadjes anjerbloesem, geplette knoflook en een snufje kaneelpoeder om mijn hoofd binden en een gebed richten aan Sint Dionysius. Ik heb het niet eens geprobeerd. Sint Dionysius nam zijn afgehouwen hoofd zelf op en liep ermee naar de plek waar hij wilde sterven. Carol verloor zijn hoofd ook, als een kip zonder kop vroeger op opa’s erf.
Wat Laurie had gehoopt, dat ik met Christ kon praten over waarom iemand zelfdoding zou kunnen plegen door suïcidale depressies, mislukte. Toen ik dat alsnog probeerde, bij de cake aan de koffietafel bij Christ, zijn vrouw en wat familie, vluchtte ik, ongewild, machteloos, in vage omschrijvingen, ontkenningen van wat mij als hulp werd aangereikt, leugens uiteindelijk. De frustratie en woede over dat falen hield mij weken bezig. Ik herinnerde mij die overgang van mijn eigen zwerftochten, hoe ik daar had gestaan en een trein passeerde, en de wind mij meezoog, maar net niet... Een kameraad van Christ was ook bij de crematie, een brandweerman, en hij kon het beter. Een vent van twee meter, zo te zien stabiel en sterk. Hij vertelde dat hij was gestopt met actieve brandbestrijding, omdat hij voelde dat hij emotioneel aan het vollopen was, en na zijn vijftigste er niet meer tegen kon, die branden, dat leed, en hoe herinneringen begonnen terug te keren als vloed na eb. Hij had Prozac nodig om dat hoogwater te overleven.
“Gij hebt nog geluk gehad”, zei Laurie op de parkeerplaats. “Als ge nou hoort hoe het met Carol is afgelopen, niet dan?”
“Geluk? Uiteindelijk wel.”
“Dat bedoel ik. Ik hoopte dat ge dat zou begrijpen, stijfnek. Of minstens aanvoelen, toch. Vergelijk jezelf eens met Carol, die had uiteindelijk niks meer! Gij hebt Maryvonne en de kinderen, een goede baan, dat is toch niet niks?”
“Nee.” Ik stapte opzij voor een auto. “Nee, dat is alles.”
Christ gaf mij een A5-envelop mee, die ik thuis maar moest openen. Ik opende hem nog op de parkeerplaats van het crematorium. Er stond ‘Hans Lambregts’ op, onderstreept. Er zat een uitgescheurde bladzijde uit een schoolschrift in, gekreukeld, waarop een potloodtekening van een brandend kruis, of misschien zwaard. Er stond onder, in enkele keren overschreven letters: ‘Gods zwaard!!!’.
Het geluid van een huilend kind in mij ontvlamde mijn ziel als lucifers die tegen schuurpapier worden afgestreken.

vrijdag 15 mei 2020

Hoe in het oog

Hoe in het oog

springt de werkdag,
hoe uitgesteld geluk me inhaalt
op straat onder het lopen.
Zij wacht op een volgende baas
in het asiel van haar jeugd.
Het touchscreen bij haar balie
verspreidt virussen en bacteriën.

Happy hour, toch?
Hij debuteert een driedelig pak,
hier buitengaats het kantoor.
Ik ben irritant het vriendje
van de in zijn verlopen
ogen welwillendste deze avond
die haar mag thuisbrengen,
en die het ook niet kan
helpen dat zij mij kent.

De regels van dit voorspel,
al dat meegeleverd afval: leugens
onder weer een waargebeurd afdak
tussen grof vuil en fecaliën.
Hoe allesomvattend dit onvermogen.
De kudde wacht niet, wacht nooit,
en ook een defecte deur kan open.

woensdag 13 mei 2020

Cultuurwoede

Cultuurwoede

"Het woord van de dag
is ‘Eigenaardig’.
Pardon, ‘Eigenzinnig’
natuurlijk", lacht de cultuurwethouder.

Hij catalogiseert
en telt ook elke afwijking
als contact, contract, houvast
zolang het duurt.
Voor mij 20 anderen.

Welwillenden beklimmen
ingezeepte steile wanden
op plaatgouden torens
van machthebbers
en laden budgetten
in rugzakken en laptops.

Ik stelde voor als project
‘Uw gewicht in een gedicht’.
Bijvoorbeeld.
76 kilo = 8 regels.
103 kilo = 10 regels.
Ik doe ook maar wat.
Ik moet iets.

"De staat steelt werk
van kunstenaars en uitvinders
en noemt dat cultuur",
voeg ik toe aan het gedogen.

Hij blijft professioneel
in zijn microfoontechniek,
schouwt het publiek
en denkt dat het regent
omdat er daken zijn.
Hij rekent op
komende verkiezingen
en lopende stemmingen.
Daarna uitgebreide bitterballen
en eenmalige consumpties.
Tijdens het afterbal in de stadhuishal
betasten beambten elkaar volledig.

Vooral niet afwijken,
niet opvallen.
Maatneming,
dat is hoe we vallen
en weer opstaan
tot in de laagste verdieping.

zaterdag 2 mei 2020

Bezoek

Bezoek

Je opent je deur

Hun glimlach overtuigt je
weer
van je bestaan
Camouflage op wangen
en voorhoofden
Je laat ze binnen
de kat ontsnapt
ze stormen de trap op
openen alle kasten en boeken
een gesprek volgt
min of meer

Ze spreiden armen,
hun gebarentaal
suggereert warmte
die je nodig blijkt te hebben
Ze negeren littekens
huilen blaffen
zingen doorlopend
en de koelkast ontdooit
onder hun handen

Ze beloven zielenrust
als ze vertrekken
diep in de nacht

en nooit zie je ze terug

woensdag 29 april 2020

Meetbare woorden

Meetbare woorden

Ik weet geen antwoord,
herinner me geen naam,
haar zon
verdiept mijn schaduw.

Een stille mantel
verstikt,
ogen verlangen
een tastbare horizon.
Muziek
stolt mijn lijf.

Haar verdriet
sloot haar op,
ik streel beton.
Een loslopende menigte
opent en sluit,
iedereen vertrekt.

Misschien kan ik
dansen op papier
in meetbare woorden.

zondag 26 april 2020

In haar leven


In haar leven

Ze weigert
werkelijkheid te hechten
aan wat ze beleeft.
In een glimlach bevroren,
eenzaamheid accepterend,
mits koel, kalmerend
en niet tastbaar.

Ik las haar.
Ze is klein
en verklaarbaar.

Onder de ijskap
smelten woorden
tot een verbaasde rivier.
Ik stroom traag
en regen danst
langs de oevers.

Ik schenk haar
mijn stroming,
en de weigering onthecht,
aarzelt, drupt.

vrijdag 28 februari 2020

De stoel

De stoel

Een voorlopige stoel,
hier tegenover me
als een gestelde vraag.

Dit stel ik mezelf voor:
een lege ruimte
zonder opgaaf van redenen.

Muziek waarin stilte.

De ruimte wordt groter en groter.

Ik zit twijfelend,
kort, sta op,
doorkruis mijn kamers,
en ontken antwoorden.

Het is deze vergadering
van meubels
die me bepaalt
hier,

en alles vergaat,
gelukkig.

Stilte waarin ruimte.
Een zitting.

woensdag 26 februari 2020

Paalrecept

Paalrecept

Tot ik ontwaak
denk ik
dat ik een paal
in de branding ben.

Tot ik ben,
niet meer denk
en paal
noch branding ben.

Maakt het uit
of het water
stijgt of daalt
of het land?

2x daags
innemen.

donderdag 20 februari 2020

Vitaal

Vitaal

Waar hij had gezwommen
bleef de rivier giftig.

Hij was sterk en helder,
lente en voorjaar,
zeg maar,
en inert eerlijk.

Dat waren zo
onze meningen,
achteraf.

Onderbreek me niet,
sprak de trein,
en wij zwegen.

Ik zeg wij, vitaliserend,
maar ik bedoel altijd
die anderen.

Waar hij had gesprongen
bleef het perron wachten.

dinsdag 4 februari 2020

Aan de beleidsmakers

Aan de beleidsmakers

Ik weet niet
of u wel bestaat,
vanuit dit uitzichtloos
appartement hier in het centrum
van uw financiële dromen
en onze existentiële wanhoop.

Buurman bloedde drie dagen
onder aan de wenteltrap
en de diepgelovige huisarts
weigert hem voorgoed te helpen.
Er is geen enkel bed vrij
in heel de booming regio.
U denkt in dode kostenplaatjes
en ontkent ons bestaan,
wij die nu de hulp behoeven
waarvoor wij levenslang betaalden.

U zit op uw vermogen, uw
groeiend inkomen en dik pensioen
en plant uw volgende vakanties
ongerept ver van ons hier.
Vanuit onze zwerende miserie
gun ik, wens ik ook u deze trage
aftakeling, uitblijvende zorg
en overbelaste verpleging.

Blijf uit onze wijk
met uw verdeel en heers
verkiezingsvirus.
Hier regent het dagelijks en
wij raken liever niet besmet
met uw altijd zonnige
rampzalige
neoliberale
hebzucht.

maandag 3 februari 2020

Kasteel

Kasteel

Klimop
langs de muren van het kasteel.

Verlo-
ren mensen zitten in me en praten niet.

Alles
is al gezegd. Woorden vertraagden
tot gebaren en houdingen, de muren dichtbij.

Ik staar
als een standbeeld over de vallei
vanuit een halfverscholen venster.

Honger
doet me de vleugels uitslaan
en afdalen naar waar ik niemand ken.

donderdag 16 januari 2020

Niets bijzonders

Niets bijzonders

Bijvoorbeeld.
Ik herinner me nog dat ze een oude
radio had die knarste bij het afstemmen.
Zij was heel enthousiast alleen
en speelde met haar poppen
buiten onder de beuk,
onder een blauwe lucht.

In massieve passiviteit
werden classificaties aanvaard.
Een plattegrond ontbrak er nog aan,
verder was de uitleg overdadig.
De cursus ging nergens over,
de factuur wel. Een klucht.

Een dodelijke passiviteit,
curiositeitenverzameling,
rariteitenkabinet, wat deed ik daar
zonder vangnet, studeren?
Haar verpletterende
glimlach werd gevoelloos
vastgelegd op celluloid.
Af en toe speel ik de film af,
maar hij verandert niet,
herhaalt de vlucht.

Behalve wat ik daar en toen achterliet
gebeurde eigenlijk niets bijzonders,
die zomer.
Ik bleef maagd, nog zonder woorden.
Ik zocht invulling, de toekomst niet meer
dan een gerucht.

Ook dat verandert niet.