Politici
in het wild
Fragment
uit “Uit het zesde huis”, ongepubliceerd, maart 2015.
Ik
leerde mijn vader opnieuw kennen dankzij Maryvonne. Zij kon ongeremd
vragen stellen waarop vader in geen jaren had kunnen of willen
antwoorden. Zo waren Maryvonne en ik op een zondag bij hem op visite
geweest, en had ik voorgesteld in een van de oudste cafés van de
Nederlanden een pint te vatten: De Vrachtwagen op de Ginnekenmarkt,
of zoals heel Ginneken het kende, Café Boerke Verschuuren. Hoe vader
mij dan kon aankijken, hij geloofde zijn ogen niet. Vaders vriendin
Nel moest op een kleinkind passen en ging niet mee. Op de hoek van de
Raadhuisstraat en de Ginnekenmarkt stond een groengekapte CDA-kraam,
tegenover Café Brauers. Er waren verkiezingen voor de Tweede Kamer
in aantocht.
“Nou
ziet ge hen in het wild verschijnen, die politici”, zei vader tegen
Maryvonne, niet tegen mij. “Als ze u zouden kunnen helpen, vindt ge
ze nergens, maar als ze u nodig hebben, staan ze op straat te
bedelen.”
Er
stond een echtpaar kou te lijden achter de kraam, een keurig stel met
pakweg vijf kinderen. Op een spandoek stond in groene letters ‘Voor
(en door) Breda’. De man kwam joviaal op vader af met een hand vol
CDA-vlaggetjes en vader wuifde, sloeg hem van zich af.
“Bent
u dan niet geïnteresseerd in politiek?” riep de verbouwereerde man
hem na.
“Evenveel
als gij in uw kiezers”, riep vader terug, zonder om te kijken. “We
zijn hier in Ginneken. Breda is voor ons net zo ver weg als Den Haag,
lul.”
“Maar
u gaat toch wel stemmen?” riep de man ons na.
“Nee.
Stemmen is het legaliseren van zakkenvullers!”
“Je
moet die man niet zo van je af slaan”, zei Maryvonne bezorgd, “hij
doet zijn werk toch ook maar. En het is een politieke partij als die
andere, niet dan?”
Wij
moesten wachten voor de ingang van het café. Een dampende cluster
van zeker tien bezoekers wurmde naar buiten. Ik hoorde
dixielandmuziek.
“Dat
neukt me niks. Dat CDA van die katholiek Lubbers, dat is echt geen
politieke partij, dat is een religieuze partij. Daarom willen ze zo
graag dat je gelooft. Gelovigen zijn interessant voor politici. Als
je één ding gelooft, is de dijk doorbroken en stroom je rap vol met
hun onzin. Je kritisch vermogen is dan overspoeld en uitgeschakeld.”
Vader hield zijn rechterhand voor het raam van het café en keek naar
binnen. “Kerk en staat moet je scheiden, Maryvonne, die christenen
hebben niks in de politiek te zoeken, horen niet in de Kamers. Als
het aan mij lag, werden religieuze partijen verboden. Mensen die hun
kinderen voorliegen dat er een god is, gun ik nog niet het beheer van
een fietsenstalling. Als ge hen hoort of ziet, vergeet dan niet te
denken aan hun fundamentalistische uitwassen, de SGP en zo.” Ik zag
Maryvonne schrikken van vaders opeens fanatieke toon, zij keek mij
aan, ik haalde mijn schouders op.
“En
politiek, luister, als ge alles maar ver genoeg vereenvoudigt,
geraakt ge vanzelf bij een niveau waarop ge makkelijk gelijk kunt
krijgen en vals aanzien kunt opbouwen, en daar gaat het ze om,
meiske. Politici liegen als ze ademen. Macht en geld, alles is
hebzucht. Politiek denken projecteert het kwade in je tegenstander.
Je personifieert het kwade en noemt het hun
en zij.
Dat is magisch denken, dat zijn valse rituelen, want onder al die
lagen kleding en uniformen lijken wij allemaal meer op elkaar dan hun
lief is. Nee, leugens en hebzucht, leer dat van mij.”
Hij
draaide zich abrupt om. Hij had een toespraak afgesloten, geciteerd.
Hij knikte hevig maar zei niets meer. Maryvonne zocht oogcontact met
mij en ik haalde weer mijn schouders op. Ik wist mij ook geen raad
met deze vader. Zo
verbaal kende ik hem nauwelijks. Uit welk verleden haalde hij die
woorden en volzinnen?
Er
was een VVD-bijeenkomst in Boerke Verschuuren, zag ik aan de
oranje-blauwe posters. Beschaafd zachte, gefilterde, gesteriliseerde
en gepasteuriseerde dixieland klonk van achter uit de zaal, ik zag
twee mevrouwen met dito gekleurde paraplu’s staan huppelen. Als
er één muzieksoort is die door de cultuurloze liberalen gewetenloos
en geringschattend is misbruikt en doodgeknuffeld is het wel de
straatjazz. Zoals de kerk prachtige koorzang misbruikte om de
gelovigen te misleiden en Albert Heijn platgeslagen muzak om de
klanten leeg te schudden. Het is ongelooflijk hoe sommige mensen
samenvallen met het cliché dat over hen bestaat, illustratief voor
hun kuddedwang. Elke beschrijving van een bepaald genotype,
bloedgroep, sekte of politieke partij, whatever,
kan vol vertrouwen terugvallen op die stereotypen. Conformatie aan de
gedragscode van een kudde maakt het individu voorspelbaar,
bestuurbaar en uiteindelijk winstgevend. Atypische mensen zijn per
definitie schaars... en ook nu weer: voorspelbare blazers, sherry en
port, kokardes, complete uniformen...
Wij drongen naar binnen en vader sloeg meteen linksaf naar de bar.
Zijn witte overhemd lichtte op in het blacklight boven de tap.
“Allee,
ga eens ergens anders in de weg staan”, hoorde ik hem tegen een
voor mij onbekende man zeggen. Deze keek hem verbouwereerd aan, maar
maakte wel meteen ruimte. Terwijl vader bestelde, liep ik rechtdoor
naar de lage deur van de toiletten. Op de schoorsteen rechtsachter
stond het wapen van voetbalclub De Baronie. Ik stapte de hoge drempel
af, rechtsaf de Herentoiletten in, en zag in het voorbijgaan de
VVD'ers in de achterzaal, een uniforme meute. Een
voordeel van kuddegedrag is dat je minder hoeft na te denken,
beslissingen worden voor je genomen... De kerken lopen leeg, maar er
zijn nog genoeg religies uit te drijven uit de tempel van de
menselijke geest...
Ik liep terug naar het café, waar vader inmiddels tegen een vrouw
stond te praten, die een kop groter was dan hij. Ik kende haar niet.
Zij had een tennissweater om haar hals geknoopt. Zij zweette net
zoveel als vader.
“Ik
heb nooit voor oorlog gekozen, en mijn vrouw nooit voor MS, mevrouw.
Nou u weer en dan ik weer”, hoorde ik vader zeggen.
“Luister,
dat zijn heel
emotioneel beladen kwesties die u daar aanroert, ik zie dat best.”
“Nee.
U ziet alleen wat u wilt zien, en begrijpt er niets van. Dat is
verkiezingsvoeder voor uw stemvee. Maar mijn zeik krijgt ge niet
lauw.”
“Alles
goed, vader?”
“Met
mij wel. Maar zij hier moet haar bril uit de koker halen en opzetten,
anders werkt ie niet.”
“U
bent de zoon?”
“Ja.
En u...”
“Fijn,
nou, kunt u even assisteren, ik moet een faut
pas
uit de wereld helpen, met uw vader hier, sorry hoor, duizendmaal
sorry, maar ik zag dat witte overhemd en ik dacht...”
“U
dacht helemaal niet”, riep vader. Hij had een kleur gekregen. Wat
mensen om ons heen bleven staan en volgden het gesprek.
“Nou,
wacht even, Joris, Joris!” Zij deed wat passen achteruit en trok
een grijze man aan de vergulde knopen aan de mouw van zijn
marineblauwe blazer. “Joris, jij komt uit dit dorp, kun jij deze
man even duidelijk maken wat er is gebeurd.” Zij sprak snel iets in
zijn oren. De man Joris keek naar vader, naar mij, weer naar de
vrouw. Zijn neusvleugels wiekten alsof hij wilde opstijgen, en hij
knikte.
“Gnr.
Ik regel dit wel even, Eveline.” Hij hobbelde op vader af en stak
zijn hand uit. Vader keek er niet eens naar. “Mijn beste meneer,
gnr, het is allemaal een misverstand, maar ik wil u namens mijn vrouw
excuses aanbieden voor de manier waarop zij u aansprak, gnr. Het komt
door u witte hemd. Zij dacht dat u personeel was, gnr, daarom
bestelde zij wat bij u.”
“Dat
denkt zij van u ook, zo te zien”, zei vader.
Er
werd luid gelachen om ons heen. De man lachte politiek mee, maar vond
het beter zijn warmgelopen vrouw terug te leiden naar de veilige
kudde in de achterzaal.
“Gij
bent niet op uw mond gevallen, hoor ik wel”, zei Maryvonne tegen
vader.
“Nee,
daar
niet op.” Hij draaide zich meteen om en bestelde met drie vingers
omhoog bier. “Zoiets zal uw schoonmoeder zijn. Wij blijven nu nog
wat langer, Hans, dan gaan we straks wel vroeger naar huis.”
Ik
keek om mij heen, verward door de trots op mijn vader. In de
achterzaal zette de trombonist St.
James Infirmary Blues
nog maar eens in, en aan de intonatie hoorde ik dat hij wist dat het
niet de laatste keer zou zijn. Hoe
pervers... Zwarte Afrikanen, door blanke handelaren over de oceaan
ontvoerd, moesten machteloos toezien hoe hun blues door blanke musici
werd gekaapt, geïmiteerd en aangepast, naar Europa terug vervoerd
door blanke Amerikaanse militairen, nog meer afgezwakt en verwesterd
door blanke Europeanen voor nieuwe blanke handelaren...
“Ge
staat weer te dromen!” Vader hield een glas bier onder mijn neus.