maandag 11 mei 2015

Waarom zou ik een gedicht schrijven?

Waarom zou ik een gedicht schrijven?


Al in de oudste bewaarde poëzie zijn voorbeelden te vinden van gedichten die over het dichtwerk zelf gaan. In het Chinese Boek der Oden uit de 11de tot de 7de eeuw voor onze jaartelling vinden we al berichtgeving en verslagen aan de keizers over het wel en wee van hun rijk, onderdanen en ambtenaren zelf in dichtvorm. Daar vond ik ook het beeld van de dichter als visser, met de hengel in de rivier van de tijd en het leven, in rust en meditatieve concentratie. Door ervaring weet hij of zij hoe en wanneer te reageren als de zintuigen iets opvangen, de vangst binnen te halen en veilig te bewaren, geschreven op bamboe. Het hoort bij de kenmerken van alle stammen van de mensheid dat dichters in woord en beeld vastleggen wat hen markeert, bindt, verenigt – tot stam maakt. Maar wat motiveert de individuele dichter, nadat hij of zij eenmaal geconfronteerd werd met dat talent en het ontwikkelt of niet uit de weg gaat?

Uit noodzaak
De dichter als journalist, correspondent, vertolker van de reacties op een bomaanslag of natuurramp, van nationale gevoelens bij herdenkingen of festiviteiten, religieuze feestdagen, het wisselen van de seizoenen. Deels uit betrokkenheid, plichtsgevoel, taakopvatting: de dichter als ambachtsman, chroniqueur. Deels ook uit opdracht: voor een verjaardag, jubileum, opening, onthulling. Als eenmaal bekend is dat je rijmen en dichten kunt en daar redelijk succesvol in bent, tot tevredenheid van je opdrachtgevers, is dat niet meer te stuiten. Kost wel extra research-tijd in bibliotheek, interview en websites en is meestal gebonden aan een deadline, wat niet elke getalenteerde dichter ambieert of behaaglijk vindt.

Uit haat en liefde
Uitgaan van je diepste emoties en gevoelens – daar hoort ook de liefde voor je partner, kind, familielid bij, én de haat voor een crimineel, een andersdenkende, een vijand, je partner... Liefdesgedichten kunnen ontdaan zijn van het persoonlijke en voor meerdere lezers bruikbaar worden, maar tegelijk hoort intimiteit daarbij. Haatgedichten, polemieken, politieke rants kunnen eveneens onpersoonlijk en algemeen worden gemaakt en zo voor meer doeleinden inzetbaar blijken.

Uit fascinatie, zomaar
Het jarenlang serieus omgaan met dichterlijke taal schenkt zelfvertrouwen en een zekere rust. Ik schrijf gedichten vanaf najaar 1964. Uit de meest vreemde teksten uit onverwachte bronnen (krant, journaal, websites, gesprekken) kan een gedicht ontstaan. Dat proces op zich verrast de dichter vaak net zoveel als de lezer, en blijft hem of haar fascineren. Maar hij of zij weet uit ervaring dat er in ieder geval een gedicht zál komen – goed of slecht blijft afwachten, maar het zaad is in de grond en aan het ontspruiten. Ook speelsheid met taal mag niet verloren gaan met het ouder worden. De verwondering van de onervaren jeugd moet telkens worden teruggevonden. Soms word ik getroffen door een resonantie tussen woorden, korte zinnen of uitdrukkingen, een woordspeling, rijmwoord, songtekst, mop.


KIEZEL

Ik lag op mijn altaar,
bad om het zwaard.
Slaap vond mijn beeld.

Daar naderden woorden
de waarheid
als messen de huid
en spleet ik open
tot spreken.

In de illusie van de kiezel
geen deel van de aarde te zijn
rolde ik weg in de branding,
richting maan.

Ik kwam nooit aan.

© Hans F. Marijnissen 2014.


De vruchtbare grond voor dit gedicht waren natuurlijk filosofische, boeddhistische en mystieke teksten over de grootste illusie: hoe onze hersens uit alles wat onze zintuigen waarnemen een beeld van de wereld en van onszelf scheppen. Echt kennen doen wij alleen dat beeld, niet de wereld zelf. Daaruit volgt de illusie van het individu: elk mens is uniek, maar alle schapen in een kudde lijken identiek – mensen lijken meer op elkaar, genetisch, cultureel, dan dat ze van elkaar afwijken.

De aanleiding was een wandeling naar het kleine winkelcentrum in de wijk waar ik woon in het noorden van Eindhoven. Een van de buren had een nieuw grindpad, en een kiezel was uit het verse grind op de stoep gerold. Ik schopte het steentje terug het pad op, en zag dat de individuele steen spoorloos verdween tussen duizenden andere, unieke en tegelijk identieke en niet te onderscheiden andere. Toen ik weer thuiskwam had ik de regel over ‘in de illusie van de kiezel...’. De woordvisser had wat gevangen.

Het ambacht bestond uit het me herinneren en terugvinden van die eerste 2 nog ongebruikte strofes en die aanpassen en toevoegen. Het steen van de kiezel resoneerde met het graniet van het standbeeld. Het afsluitende beeld van de maan volgde uit de overweging dat de zwaartekracht een kiezel niet alleen naar de aarde trekt, maar ook een beetje naar de maan, gespiegeld in het wateroppervlak van de zee. En daarna nog veel schrappen, indikken en afwerken...


Waarom niet
Een timmerman maakt dakkapellen en tuinhekken, én af en toe een vogelhuisje – omdat hij het kan, het maakplezier ervan afstraalt en het wordt geaccepteerd, gewaardeerd en gekocht. Waarom vangt een kat muizen?

© Hans F. Marijnissen 2015.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten