donderdag 14 mei 2015

Zwijgen

Zwijgen

Wat ben je stil?

- - - - -

Ik begon als huisdichter.

Rozen bogen door
onder het gewicht van haar glimlach;
wolken vluchtten als ganzen
voor de zon in haar ogen -
een verwarrende dwarreling
van eerste indrukken,
vallende bladeren
toen de herfst ademde.

Als een forel
tegen de stroom op zwemmend,
springend richting bron,
dronk ik haar.

De winter was een groot wit huis
waarin wij paraat bleven,
startklaar op doorreis.
We negeerden de schaduwhoeken,
galmende trappenhuizen,
leeggebloede kamers
en het roepen op straat.

Bevroren op een vensterbank
zat ze, verstard in de tijd,
niet reagerend toen ik haar riep,
in de ondergaande zon.
Pas in volle duisternis
draaide ze om,
zwijgend.
"Hm?"
Haar ogen verdwaalden
in de horizon achter mij.
Zij verdween.

Steigerend standbeeld,
smeltende druiptreurwilg;
ik zocht mijn naam
tussen het stof in de zonlichtbanen
tot op de plavuizen.

Ik werd straatdichter.

- - - - - -

Ik ben niet stil:
ik probeer met zwijgen
een storm te bedwingen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten